Hoofdstuk 2
Melanie Pov
'Mel! Maak dat je nu meteen naar beneden komt, je hebt al genoeg tijd verloren.', riep mijn vader. Ik kon maar beter op het eerste woord luisteren om een verdere discussie met hem te vermijden. Zo snel als ik kon rende ik de eindeloze trap af. Beneden trof ik mijn vader aan, op zijn dooie gemak, languit op de bank.
'Breng je me niet naar het perron?', vroeg ik hem opdringerig.
'Ben je gek, geen enkele leerling zal je vertrouwen als ze zien dat ik je vader ben.'
Ik wist dat hij gelijk had. En hoewel ik trots was op mijn gevreesde vader vond ik het jammer dat we omwille van die reputatie nooit eens iets samen konden doen. Hij bleef erbij dat niemand mocht weten dat hij een dochter had. Al vaak genoeg heb ik geprobeerd hem ervan te overtuigen dat hij zijn 'geheim' vroeg of laat toch met de wereld zou moeten delen, maar dat heb ik opgegeven nadat hij dreigde me met een spreuk te vermoorden.
'Maar, wie heeft me dan op Hogwarts ingeschreven?', vroeg ik hem.
Met veel tegenzin verliet hij de zetel en gebaarde dat ik hem naar de kelder moest volgen. Ik verwachte dat hij me een heel verhaal ging vertellen, maar in plaats daarvan toonde hij me een foto. Ik keek er 2 seconden lang naar, maar besloot toen dat ik de vrolijkheid van de man die erop stond niet langer aankon. Met zijn bruine, sluike haar en extreem witte tanden verblinde hij mijn ziel. Ik had al zo een verdomd vermoeden dat ik een tijdje opgescheept zou zitten met een nep-vader en het werd alleen maar erger toen mijn echte vader dat bevestigde.
'Hij komt je zo meteen ophalen en ik wil dat je je aardig gedraagt. Hij is een trouwe volgeling en kan nog goed van pas komen in mijn verdere plannen. Hij ziet er dan wel verstandig uit, maar heeft het IQ van een onthoofde geit. Als iemand het vraagt, je moeder is overleden in een auto-ongeluk en je vader heeft zijn hoofd gestoten tegen het dashboard,–', hij bleef maar verder praten over de regels waar ik me aan moest houden, maar ik zou zijn dochter niet zijn als ik me daaraan zou houden.
Met veel lawaai kwam er een auto tot stilstand voor de deur.
'Een Dreuzel?', vroeg ik vol ongeloof aan mijn vader, maar het kon hem niks schelen wat ik daarvan vond. Zolang hij me het komende jaar maar niet hoefde te zien.
Ik opende de deur en zag hoe bleek de man werd toen hij in de richting van mijn vader keek. Het leek me duidelijk dat mijn vader en de man – die intussen al wat minder breed glimlachte – elkaar niet eens kenden. Ik liet de man verbaasd achter en trok mijn vader aan zijn linkerarm mee naar de keuken. 'Je zei dat hij een volgeling was.', fluisterde ik boos.
'Nou ja, ongeveer. Je weet hoe dat gaat, van die sullige mensen die zeggen dat ze achter mijn mening staan zonder te weten wat mijn plannen zijn.', hij zei dat alsof het de normaalste zaak van de wereld was om een Dreuzel – die zo goed als niks van hem weet – bij zijn leger te laten aansluiten.
Ik draaide me om en beval de man – die nog steeds met zijn mond vol tanden stond – te vertrekken. Ik wilde onder geen enkele voorwaarde afscheid nemen van mijn vader. Gelukkig hoefde dat ook niet en gehoorzaamde de man meteen. Nog geen 5 minuten later zat ik op de achterbank van een lichtgrijze Volkswagen, helemaal rood aangelopen van schaamte. En dat niet alleen omdat ik me schaamde voor mijn vader, maar ook omdat ik zo meteen door iedereen zou worden aangezien als een smerig modderbloedje.
'Wat een merkwaardig huis... en een nog merkwaardigere vader heb jij.', zei de man.
Ik zuchtte, het ziet ernaar uit dat mijn grootste nachtmerrie zojuist werkelijkheid is geworden.
Er zijn nog geen reacties.