*3
Het was 10 uur. Ik werd bevrijd door de bel. Slenterend liep ik door de gang. Plots kwam Isabeau naar me toegewandeld.
“Het spijt me…”
Ik keek haar verwonderd aan.
“Wa…wat zeg je nu?”
“Ik zeg dat het me spijt. Hoor je me niet? Ben je doof ofzo?”
Ze keek me aan.
“Wel…ik weet even niet wat zeggen. Excuses aanvaard?”
Ze grijnsde.
“Het spijt me dat je zo zielig bent, stomkop. Dacht je nu echt dat ik mijn excuses ging aanbieden?”
Ze gaf me een duw. Ik verloor mijn evenwicht, viel achterover, struikelde over een felgele boekentas en belandde zo met mijn hoofd op de vloer.
Met een gemene lach liep ze weg. Het laatste wat ik zag waren haar roze hakken, die weg klakten door de gang. Ik sloot mijn ogen. Alles werd zwart. En ik lag daar, hulpeloos in de gang. Toen Melanie me zag, stormde ze onmiddellijk op me af. In paniek zette ze me recht en hield haar hand achter mijn hoofd. Toen ze mijn handen wou vastnemen, zag ik dat haar handen helemaal rood waren. Bloed. Ze draaide mij om, waarop ik een klein gilletje gaf van de pijn. Toen ze de diepe wond zag, liet ze me tegen de muur leunen en stormde naar binnen, naar mevrouw Vankerkhove. Op het moment dat ik mijn ogen opendeed, zag ik ze samen naar buiten komen. De leerkracht zag me en sloeg meteen haar handen voor haar ogen en rende gillend de gang uit. Melanie zuchtte. Ze haalde haar mobieltje uit en tikte het nummer in, maar voor ze nog de kans kreeg om te bellen, kwam er een jongen naar me toe. Hij knielde bij me neer en keek me aan. Hij had van dat zwarte, licht krullend haar. Zijn jack hing open en zo kon ik het dure shirtje van Tommy Hilfiger zien. Sussend fluisterde hij:
“Rustig maar, alles komt wel goed.”
Hij liet me steunen op zijn schouder en hielp me zo rechtstaan. Samen strompelden we naar de ziekenboeg. Melanie liep een poosje achter ons.
Toen we binnengingen en zagen dat er niemand was, besloot de jongen me zelf te verzorgen. Hij haalde allerlei spullen uit het EHBO-kastje, verzorgde mijn wond en deed er een verband om.
“Je gaat beter eens naar de dokter, ik vrees dat het gehecht moet worden. Als je wilt, ga ik wel even met je mee.”
Ik keek hem aan. Ik probeerde iets te zeggen, maar ik kreeg nauwelijks woorden door mijn keel.
Hees zei ik hem:
“Als je dat zou willen, zou dat echt superlief van je zijn.”
Melanie hielp me buitengaan. Toen kwam de jongen naar me toe, nam mijn arm en zei:
“Wel, ik heb nu een uur vrij, het is misschien beter dat we nu al vertrekken, want die wond ziet er echt niet goed uit."
Hij knipoogde en voegde er nog aan toe:
“Ik heet Nicolas, tussen haakjes.”
Nicolas dus. Wat een mooie naam.
Nog half verdoofd van de pijn, gingen we samen naar de dokter.
Reageer (3)
Wauw goed gesgreven! Nu op naar de kudo-knop!!
1 decennium geledenSuper snel verder!!!!
1 decennium geledenPrachtig!!
oh god o.o
1 decennium geledenverdeer!