Foto bij Hoofdstuk 5.1

Luke

Ze stalkt me gewoon, zeg ik meerdere malen tegen mezelf. In mezelf. Of het blijft gewoon de hele tijd heen en weer echoën in mijn hoofd.
Ze is me gewoon keihard aan het stalken!
Eerst op school, toen op de parkeerplaats. In de tekenles, op haar werk en nu hier. Dit kan geen toeval meer zijn, of wel soms?
Maar ze is wel heel lief. Of aardig… Lelijk is ze trouwens ook niet, naar mijn mening.
Het is laat, of eigenlijk heel vroeg in de ochtend en het is weekend. Het zou warm worden, heeft mijn moeder gezegd gisteren. Voor we bij het huis van Dan arriveren en voordat hij uit de auto springt, stel ik voor om dit weekend nog wat te doen. Ze willen wel naar het strand met een groepje. Ik stem knikkend toe, maar weet al wel dat ik uit mezelf niet voor het strand zou hebben gekozen. Nee, geef mijn dan maar een park, of iets dergelijks. Daar zou ik me wat meer op mijn gemak voelen.
‘Moe?’ vraagt Angelo als we weer verder rijden, deze keer om Angelo af te zetten. Ik knik en kan daarmee een gaap niet tegenhouden. Angelo moet lachen. ‘Ja, ik ook, hoor. Ik kan niet wachten om naar bed te gaan.’
‘Je mag bijna,’ reageer ik als we zijn straat al inrijden. En ik moet toegeven; ik verlang ook naar een flinke portie slaap.
‘Doei, hè,’ zeggen we tegen elkaar voordat Angelo zich ook van de bank laat glijden en met zijn beide voeten op de oprit van hun huis belandt. ‘Bedankt voor het rijden, enzo.’
‘Je weet dat ik het met liefde doe, zoals altijd.’
‘Oké, schatje.’ Ik krijg een kushandje via de lucht naar me toe en tuit mijn lippen om hems als het ware op te vanen, om daarna in de lach te schieten.
‘Ciao.’

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen