Het waren donkere tijden. Zowel voor tovenaars als voor dreuzels. De magische wereld kende geen grenzen. Jonge tovenaars werden niet opgeleid waardoor ze soms in het wilde weg begonnen te toveren met alle gevolgen van dien. Dit was de Dreuzelwereld natuurlijk niet onopgemerkt voorbij gegaan. Het woord begon zich steeds sneller te verspreiden dat er vreemde gebeurtenissen plaats vonden. Het zou niet lang duren voor de dreuzels actie zouden ondernemen. Vele tovenaars trokken het zich niet aan maar de rijkere en betere families hadden schrik om hun macht te verliezen en ook de grip op de rijkdommen van de magische wereld. Daarom richtten enkele van hen een ministerie op en ze noemde het: Het Ministerie van toverkunst. Het kon de mensen niet veel schelen. Het Ministerie had sinds hun oprichting niet veel uitgevoerd maar dat stond op het punt te veranderen. Op een dag kondigde het Ministerie aan dat ze een nieuwe wet gingen oprichten. Ze noemde het de Geheimhoudingswet. Het zou de Tovenaarswereld volledig van de Dreuzelwereld afsnijden. Geen enkel tovenaar zou nog mogen toveren in de buurt van een dreuzel. Er zouden ook wetten over het houden van fabeldieren en andere magische voorwerpen worden ingevoerd samen met de Geheimhoudingswet. Hierdoor werd de Tovenaarswereld verdeeld in mensen voor de Geheimhoudingswet en mensen die er tegen waren.

Er brook een zware storm los boven Londen. Geen ziel waagde zich nog naar buiten, Dreuzel noch Tovenaar. Op één iemand na dan. Een figuur gehuld in een lange mantel met een bruine munthoed op snelde door de modderige straten heen. Hij hield halt aan een herberg. Door de stortregen kon de mysterieuze man niet zien wat er op het uithangbord stond toch wist hij dat hij aan het juiste gebouw stond. Hij klopte op de deur. Iemand aan de andere kant opende een gleuf waardoor er twee felgroene ogen tevoorschijn kwamen. 'Papieren graag.' De man met de hoed zuchtte en zocht in zijn mantel. 'Ik zou het ook liever laten vriend maar regels zijn regels.' De man hield hem zijn papieren voor. 'Ziet er goed uit, komt u binnen. Mijn naam is Tindel ik ben de waard.' Tindel gebaarde dat de man zijn mantel en hoed mocht aan geven maar de man negeerde hem en wandel de door naar de gelagkamer. 'Wenst u iets heer?' Vroeg Tindel. 'Een boterbiertje en een kamer voor de nacht graag.'
      'Natuurlijk meneer.' De man boog en verdween achter de toog. In de gelachkamer zaten nog andere mensen en wezens. In de rechter hoek zat een stel kobolden te kaarten met robijnen en ander edelstenen als inzet. En in het midden zaten twee grauw uitziende mannen ongemakkelijk in het rond te kijken. Ze draaiden zich meermaals om zodat ze naar de man met de hoed konden zien omdat ze hem er maar vreemd vonden uitzien. De waard kwam terug van achter zijn toog en gaf de man met de hoed een sleutel en een kan met boterbier. Daarna draaide hij zich omdat de twee mannen hem riepen. 'Hoe bedoel je onze papieren? Die hebben we toch aan de deur laten zien.'
      'Sorry maar ik moet nu eenmaal vragen om uw papieren, de wet is de wet he, haha.' Tindel lachte maar hij zag er toch maar angstig uit, de mannen waren dan ook minstens twee koppen groter dan hem en ze waren gewapend met een zwaard. 'De wet kan de pot op! Wij zijn arme mensen wij hebben niet eens genoeg geld voor een deftige toverstok en toch denken ze dat wij in de buurt van Dreuzels gaan toveren! Zijn ze helemaal mal? Ik geef mijn papieren niet en daarmee uit!'
      'U... U wilt toch niet dat ik de wachters er bij roep hé.' Dreigde de waard niet al te overtuigend. De twee mannen begonnen te lachen en stonden recht vervolgens trokken ze allebei hun zwaard. 'Dat zou ik niet doen als ik van u was!' De mysterieuze man was recht gestaan en was tussen de mannen en de waard in gaan staan. 'Wat ga jij doen? Je bent niet eens gewapend!' Toen de mannen zagen dat ze hem niet leken te intimideren voegde een van hun er nog aan toe: 'En als je een toverstok hebt mag je die ook niet gebruiken wat we zijn hier te dicht bij Dreuzels en dat mag niet van de wet! Jij bent toch zo'n man die de wet volg of niet soms?' De man knikte maar hat nog steeds dezelfde zelfzekere blik op zijn gezicht zelfs na de bedreigingen. 'U gaat nu zitten of we roepen de wachters.' Zei de man toen, hij zette zijn hoed af en hield die aan de punt vast in zijn linker hand waardoor zijn blonde haren en korte baartje zichtbaar werden. 'Ik heb genoeg van jullie Ministerie liefhebbers!' De twee mannen stormde tegelijk op hem af met hun zwaard in de aanslag. De kobolden waren ondertussen gestopt met kaarten en waren met hun inzet naar hun kamers gevlucht. Tindel had zich ondertussen verscholen achter de toog hij durfde niet te kijken toen de twee mannen de ongewapende vreemdeling aanvielen en hij wende zich daarom af. Hij hoorde het geluid van metaal op metaal en na een korte poos stilte raapte hij eindelijk de moed bij elkaar om over de toog te gluren. Tot zijn verbazing stond de mysterieuze man nog als enige recht met een lang zilverzwaard met rode edelstenen in zijn hand. De andere twee mannen lagen op de grond in een plas bloed. De man draaide zich om naar de waard en gooide hem een buidel met geld in. 'Betaal hiermee maar voor hun dokter en hou de rest voor jezelf. Wees wel snel want anders halen ze het niet. Niet dat iemand deze twee gangsters gaat missen.' Daarna verliet de man de gelagkamer om te gaan slapen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen