Toen liep er iets nats langs mijn benen en ik kreeg hevige krampen in mijn buik. Narcissa kwam naar me toegesneld. ‘Lieverd, gaat het?’vroeg ze. Toen zag ze dat de vloer onder me nat was. ‘We moeten nu naar de Ziekenzaal Doris.’zei ze tegen me. ‘Je krijgt je baby.’ De sfeer in de kamer veranderde. Van een vijandige sfeer ging het naar een bezorgde sfeer. Mijn vader droeg me naar de Ziekenzaal, Narcissa ruimde de boel in mijn kantoor op en de rest liep gespannen mee. ‘Roos,’fluisterde ik, ‘vertel Anderling en Marcel waar ik ben als ze terugkomen met het Ministerie. Blijf hier en wacht op ze oké?’ Roos knikte. ‘Dank je.’fluisterde ik.

Niet veel later waren we bij de Ziekenzaal. Madame Pleister stond geschokt in de deuropening, maar liet iedereen binnen. Na een klein half uur zat ik rechtop in een bed, met een gezond meisje in mijn armen. Marcel zat naast me. Rabastan en mijn vader werden meegenomen naar Askaban. Draco en Narcissa gingen snel naar huis en Scorpius en Roos gingen snel naar hun slaapzalen. Anderling was aan het praten met Madame Pleister. ‘Hoe zullen we haar noemen?’vroeg Marcel me. ‘Ik weet het nog niet. Ze moet wel een mooie naam krijgen. Kijk, ze heeft jouw ogen.’voegde ik eraan toe. ‘Ze heeft jouw haar en gezicht. En dat van jouw moeder.’ Toen dacht ik weer aan mijn moeder. Hoewel ze slechte dingen deed, hield ik zielsveel van haar. ‘Ik weet het al.’zei Marcel. ‘We noemen haar Bellatrix, naar jouw moeder.’ Ik glimlachte. ‘In dat geval noemen we haar Bellatrix Lies. Naar onze moeders’zei ik. Marcel glimlachte nu naar mij. ‘Bellatrix Lies Lubbermans. Klinkt leuk.’zei hij. We lachtten. ‘Ik vraag me af wat er met mijn vader en oom gaat gebeuren.’zei ik met een bezorgde blik. ‘Lieverd.’ Marcel pakte het puntje van mijn kin. ‘Maak je niet druk. Daar hoef jij je nu geen zorgen over te maken. Waar jij je nu zorgen om moet maken, is of Minerva nu een ander moet zoeken voor Verweer Tegen de Zwarte Kunsten tot jij terug bent.’ ‘Hoe bedoel je? Ik blijf gewoon les geven.’ Marcel sloeg met zijn hand tegen zijn hoofd, maar ging er niet tegenin. Hij omhelsde me. ‘Jij gekkie.’fluisterde hij in mijn oor. Ik giechelde. ‘Stop. Je ademt in mijn oor en dat kietelt.’ Hij liet me los en keek me recht in mijn ogen. Toen schaterden we het uit van het lachen. Madame Pleister en Anderling keken om. Toen we hun gezichten zagen, moesten we nog harder lachen. Ik pakte Marcels hand, trok hem naar me toe en kuste hem. We zouden een mooi leven tegemoet gaan met zijn drieën.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen