Chapter 8
Met een glimlach stak Oliver de sleutel in het slot. Hij wist dat Percy aan de andere kant op hem wachtte en hij wilde zo snel mogelijk bij hem zijn zodat hij hem in zijn armen kon sluiten. Hij had niet snel genoeg naar huis kunnen gaan en de dag had veel te lang geduurd.
Binnen zat Percy inderdaad, maar hij zat niet te wachten. Naast hem op de bank stond een grote fles jenever met nog slechts een klein laagje erin. Oliver zag zijn hele houding en wist hoe laat het was. Het leek zo lang goed te zijn gegaan, maar het was maar schijn geweest. Wat Percy hem ook verteld had, hij was niet oké geweest. Het had zo fijn gevoeld, maar nu wist Oliver zelfs niet of dat ook alleen maar toneelspel was geweest.
"Waarom heb je dit gedaan?" vroeg Oliver moedeloos. Hij had gehoopt dat hij genoeg zou zijn geweest, dat Percy geen drank meer nodig zou hebben zolang hij er maar was. Voor hem was Percy wel genoeg geweest.
Percy gaf geen antwoord maar stond enigszins wankel op met de fles in zijn hand.
"Geef die maar aan mij. Die heb je niet nodig," zei Oliver voorzichtig en hij wilde de fles van Percy afpakken. Hoewel Percy ondertussen toch flink dronken was, waren zijn reflexen nog zeer snel en Oliver greep in lege lucht.
"Nee, die is van mij," sprak Percy met dubbele tong. "Ik heb hem wel nodig."
"We waren hier voorbij, Perce! We zouden er samen doorheen komen en vaarwel tegen de alcohol zeggen!" Ongemerkt was Oliver steeds harder gaan praten.
"Ik kan niet zonder," kaatste Percy terug, helderder dan Oliver had verwacht en ook hij verhief zijn stem.
"Probeer het tenminste!" riep Oliver naar de ander. Hij voelde zich verraden en gebroken. Percy wilde niet eens vechten voor hem en dat deed ontzettende pijn. Hij vocht zo hard voor Percy en wat kreeg hij ervoor terug? Niks.
Beide mannen waren steeds harder gaan schreeuwen naar elkaar en de verwijten vlogen over tafel. Percy zou niet voor Oliver vechten, Oliver moest niet zoveel tegelijk verwachten.
"Waarom ben je dan nog hier als ik alles zo moeilijk voor je maak?" riep Oliver uiteindelijk wanhopig uit. "Waarom ga je dan niet naar een plek waar niemand zich met je bemoeid?"
Percy keek hem woedend aan en Oliver wist dat in zijn ogen dezelfde blik stond. Hij probeerde zo hard, maar Percy werkte niet eens mee. Hij wist niet eens meer of Percy wel echt beter wilde worden.
"Misschien doe ik dat wel!" was Percy's antwoord na wat een eeuwigheid leek te zijn en hij wurmde zich langs Oliver heen. Hij greep zijn jas van de kapstok en voor Oliver iets had kunnen doen was hij door de deuropening verdwenen. Meteen voelde Oliver zich schuldig. Hij had Percy niet willen wegjagen, maar het kon zo niet verder. Hij wilde achter Percy aan, zeggen dat het hem speet, maar hij mocht er niet achteraan. Percy zou terugkomen, vertelde hij zichzelf. Als hij er nu achteraan zou gaan, zou hij verliezen en zou ook Percy hebben verloren. Percy moest zelf realiseren dat hij hulp nodig had, anders zou het nooit beter gaan. Hij kwam wel terug, echt waar. Zometeen stond hij weer voor de deur en zouden ze allebei zeggen dat het hen speet en alles zou weer goed zijn.
Alleen dat zou niet zo zijn.
Reageer (1)