Hoofdstuk 2
Die dag stapte ik helemaal van Little Norton tot het hartje van Londen. Ik had een paar bosbessen gegeten die ik aan de kant van de weg tegen kwam, en dronk water dat ik uit een stromend beekje schepte. Nu ik Londen bereikt had, moest ik een zekere Perkamentus vinden. Hij zou me kunnen helpen, en was het schoolhoofd van Zweinstein. Ik stapte een of ander café binnen, genaamd de Lekke Ketel. Het leek of de dreuzels het donkere café niet zagen; ze liepen er gewoon voorbij en gunden het geen enkele blik. Ik zette een stap over de drempel en liet mijn blik door de Lekke Ketel glijden. Het was overduidelijk een tovenaarscafé; stoelen schoven vanzelf op zijn plaats, lepels roerden eigenhandig doorheen de koffie, en een vliegende schoteldoek kuiste de tafels proper. Verschillende mensen keken even om, en bekeken me van top tot teen. Ik glimlachte even vriendelijk, maar de meeste keken me gewoon even nors aan. Een beetje verslagen stapte ik naar de toog. De barman had bruin vettig haar, half rottende tanden en een bochel. Ik toverde moeizaam een glimlach op mijn gezicht en vroeg beleefd naar de wegisweg. Verrast door het vriendelijk gezicht wees hij met een knokige vinger richting een in het donker verborgen deur. Ik bedankte hem beleefd en liep aarzelend op de deur af. Mijn vingers sloten zich om de klink van de deur en langzaam drukte ik deze naar beneden. De deur gleed geruisloos open en voorzichtig stapte ik naar binnen. Achter de deur bevond zich een soort 'kamer' helemaal uit steen. Ik stapte op de muur af en liet mijn slanke vingers erover heen glijden. Plotseling begon de muur zich te herrangschikken. Verschillende stenen verschoven van plaats, totdat ze een grote doorgang vormde. Voor me lag een prachtige winkelstraat. Bewonderend kuierde ik door de wegisweg. Ik had geen idee waar eerst te kijken. Overal sprong wel iets uit het oog dat het kijken waard scheen te zijn. Ik liep voorbij een soort terrasje tot ik plotseling een oude man opmerkte. Hij had een ongewoon lange grijze baard en droeg een paarse mantel. Met pretlichtjes in zijn blauwe ogen keek hij me aan. Een vriendelijke glimlach speelde rond zijn lippen. Zonder na te denken stapte ik op hem af en vroeg: "Bent u professor Perkamentus?" Opgewekt keek hij me aan. "Ja, dat ben ik." zei hij vriendelijk. "Ga maar zitten," hij wees naar de stoel recht tegen over hem. "Een zuurtje hebben?" lachend hield hij een zak vol snoep voor mijn gezicht. Ik grinnikte lichtjes. "Ja, bedankt," ik nam een vreemd uitziend stukje snoep en stopte het in mijn mond. Het smaakte zuur, maar toch was het niet vies. "Lekker," zei ik genietend. Hij knikte instemmend. "Ik heb me nog niet voorgesteld," zei ik na het snoep door geslikt te hebben, "Mijn naam is Geneviève Devonshire. En ik zou graag uw hulp willen." Zijn uitdrukking veranderde van speels naar serieus. "Vertel maar."
Reacties??
Reageer (13)
Het is echt prachtig <3
Love it!
1 decennium geledenMooi!
1 decennium geledenOehh, super leuk! Lijkt me een leuk verhaal, snel verder!
1 decennium geledenOh, snel verder!
1 decennium geleden