Leren Schrijven: opdracht 4.
Ik hield van je. Althans, ik dacht dat ik van je hield. Ik hield van de momenten die we deelden en de avonturen die we beleefden. De zaterdagavonden waren mijn favoriete herinneringen. We gingen altijd naar de avondvoorstelling van steeds hetzelfde overgewaardeerde toneelstuk in kleding die technisch gezien verboden was voor onze sociale klasse. We verruilden onze werkkledij voor een pak en een galajurk. Toch zag de tweedehands kleding er misplaatst uit in de glinsterende zee van Armani-kostuums en Victoria Beckham-jurken. Maar het kon ons niets schelen. Niets kon ons nog schelen.
Dan lachten we luid bij elke scène en verklapten we het vervolg van de belangrijkste passages om de Londense bourgeoisie te irriteren. We citeerden de toonaangevende quotes tot zelfs de acteurs erdoor van de wijs gebracht waren. We genoten meer van elkaar dan van de voorstelling, deelden onze intiemste momenten in een donker hoekje van de zaal, naast de nooduitgang. De andere toeschouwers zonder gezichten zouden ons niet verraden.
We eindigden dan in een drukbevolkte pub waar we dronken, waar we zopen alsof we voor altijd jong zouden zijn en alsof de oude, goedkope Ierse pub het ware Utopia was. Ik kan je zijden jurk nog steeds tussen mijn vingers voelen glijden. Als ik over mijn lippen lik, proef ik nog steeds de gefabriceerde smaak van je lipstick. Op mijn tong kleven nog steeds de resten van je tientallen Martini's.
Wanneer de zon dan opnieuw zijn komst aankondigde, dwaalden we door kleinste straatjes van Londen. Dan praatten we over dingen die we niet over onze lippen kregen als we niet dronken waren. En ondanks de benevelde toestand waar we toen steeds in verkeerden, kan ik me elk gesprek nog voor de geest halen. Die momenten symboliseerden ons hele leven, dat besef ik nu. We doolden door de stad zoals we door het leven doolden, op zoek naar iets waar we het bestaan nog niet van wisten.
Maar toen we de tijd toelieten, braken er dingen. We klampten ons wanhopig vast aan de illusie van 'wij' in plaats van 'jij' en 'ik', zodat we uiteindelijk onze eigenheid verloren en er alleen nog maar een mengeling van onze twee karakters overbleef. Wanneer ik vroeger in de spiegel keek, keek ik niet alleen naar mezelf, ik zag mezelf. Ik zag mezelf in mijn puurste, zuiverste vorm. Maar ergens tussen dat veelbelovende Utopia en het niemandsland was mijn reflectie veranderd. Wanneer we samen in de spiegel keken kon ik niet meer onderscheiden waar jij eindigde en ik begon. Onze kleuren waren vermengd, maar we vormden geen volmaakt geheel zoals zwart en wit of rood en blauw. Ons kleurenpalet was neonroze en lichtgroen, het vloekte. Er was geen 'ik' meer zonder 'wij'.
Je vingers in de openingen tussen de mijne wringen was geen juiste oplossing. Het voelde verkeerd. Beklemmend, benauwend. Ik voelde me opgesloten in je ijzeren greep. Doen alsof en onszelf illusies op de mouw spelden, mocht niet baten voor ons. Het stelde het duivelsoordeel alleen maar uit.
Dus als je weet wat goed voor je is: vergeet me. Laat me los. Laat ons klein stukje perfectie los. Laat het weg dwarrelen op de wind, laat het weerkeren tot een hoopje as. Want die perfectie was het gif dat door onze aderen stroomde, onze harten binnendrong en aan onze karakters vrat tot het ons kon kneden naar elkaars normen en waarden. Maar dat is geen liefde, geen houden van. Laat het los. Laat het los, zodat 'jij' weer 'jij' kan zijn en 'ik' weer 'ik'.
Reageer (1)
Mooi geschreven!
9 jaar geleden