Chapter 5
Het enige wat Oliver kon doen was de ander aanstaren en Percy staarde slechts terug. Ze zeiden niks en bewogen niet. Ver op de achtergrond was de kille wind nog te horen, maar niet in hun cocon van stilte. Ze waren afgesloten van de wereld en niks deed er meer toe, behalve dat zij er waren. De treurende vreemdeling was plots niet meer zo vreemd en het deed Oliver pijn om de opgedroogde tranen op de wangen van de ander te zien. Zijn ogen stonden verloren en zijn houding was die van een gebroken mens. Het was zo'n groot contrast met de Percy die hij op Hogwarts had leren kennen. De Percy die hem altijd op de regels had gewezen, tegen hem gezegd had met zijn Head Boy-stem dat hij niet door de gangen mocht rennen, maar vervolgens zelf degene was die lachend probeerde Oliver voor te blijven. Zelfs als de anderen gemeen deden, had er in die blauwe ogen een vuur gebrand die niemand kon blussen, maar dat vuur was nu compleet gedoofd.
"Percy," begon Oliver, maar hij hield snel op, aangezien hij geen idee had wat er op moest volgen. Wat zei je tegen iemand die alle hoop had opgegeven?
"Oliver," antwoordde Percy en een walm van alcohol drong Olivers neus binnen. Zelfs nu Percy tegen Oliver praatte, leek hij zich niet bewust van zijn omgeving te zijn en hij leek dwars door Oliver heen te kijken. De pijn vanbinnen leek hem volledig op te slokken en Oliver vroeg zich af hoe lang het geleden was dat hij zich fatsoenlijk gewassen had of zelfs maar een maaltijd had gehad. Zijn kleding slobberde om zijn lichaam en er zaten vieze vlekken in, die Oliver identificeerde als waarschijnlijk wijnvlekken. Hij was doorweekt en rilde van de kou. Op zijn rug zat een rugzak die zijn beste tijd gehad had en Oliver herkende ook daar de wijnvlekken in.
"Merlin Perce, waarom ga je niet naar huis en trek je iets droogs aan. Straks word je nog ziek!" Hij wist dat het niet zijn taak was om zich ermee te bemoeien, maar iemand moest het doen en hij betwijfelde of Percy iemand anders had die zich met zijn leven zou bemoeien.
"Mijn brug heeft geen kast," klonk Percy's stem bitter en hij draaide zich om met de bedoeling weg te lopen. Hoewel het misschien de beste keuze zou zijn om hem te laten gaan en zelf verder te gaan met zijn leven, kon Oliver Percy niet in deze staat laten gaan, zeker niet nu hij eruit zag alsof hij alles had opgegeven.
"Maar ik wel," zei hij terwijl hij Percy's arm vastpakte om hem tegen te houden. "Kom met mij mee, Perce."
Percy zag eruit alsof hij zou weigeren en weg wilde lopen, maar dat liet Oliver niet gebeuren en hij verstevigde zijn greep iets, zodat hij Percy met zich mee kon sleuren. Percy bood nauwelijks weerstand en liet zich hulpeloos meenemen door Oliver naar een plek waar het wel warm en droog was, namelijk zijn huis. Eenmaal daar aangekomen, duwde Oliver Percy in een stoel en gaf hem een beker koffie, waar de roodharige man zich aan vastklampte alsof het zijn laatste strohalm was.
"Blijf hier zo lang je wilt," begon Oliver, maar voor hij echt was uitgesproken schudde Percy al van nee en heel even zag Oliver een glimp van de trots die Percy altijd al had gehad in zijn ogen terugkeren, maar dit was maar van korte duur. "Nee, ik red me wel. Laat me maar gaan." Toch bleef hij zitten met in zijn handen de koud geworden koffie.
Reageer (2)
Perce. Blijf. Dit is beter voor je. Sowieso als je Geen thuis hebt
8 jaar geleden