Foto bij APWBP Boek 1 Hoofdstuk 10 Deel 7

“Stilte!”, schreeuwde ik en ik stond op. Ook de andere leraren kwamen overeind. Geen van de leerlingen leek ons echter op te merken, zowat de halve zaal was bang dat de trol binnen zou komen.

“Stilte!”, riep nu ook professor Anderling. Het haalde niets uit. Ze waren niet stil te krijgen. Ik haalde mijn toverstok boven en liet er een reeks voetzoekers uit knallen. Nu vielen ze gelukkig wel stil.
“Klassenoudsten, breng jullie afdelingen terug naar de slaapzalen”, zei ik, terwijl ik me afvroeg hoe er in ’s hemelsnaam een trol de school binnen had kunnen komen. Meteen kwamen de meeste klassenoudsten recht en wenkten de andere leerlingen, voornamelijk de eerste en tweedejaars. De leerlingen stroomden de zaal uit. Ik wenkte de leraars mee naar de kerkers. Alleen Krinkel bleef liggen en Severus bleef achter om voor hem te zorgen.
We passeerden een groep Zwadderaars en liepen naar de kerkers. Niets wees echter op de aanwezigheid van een trol hier. Er was geen geluid te horen, geen typische trollengeur te ruiken.
“Misschien zit hij nog een eind verder”, opperde Pomona Stronk.
“Laten we verspreiden”, zei professor Sinistra. “Dan vinden we hem eerder.” Ik knikte instemmend en liep rechtdoor, samen met professor Sinistra en professor Vector. De anderen gingen ook allemaal in groepjes van twee of drie de gangen in.

“Niets”, stelden we na bijna een kwartier zoeken vast.
“Quirinus zou zoiets toch niet verzinnen?”, vroeg professor Vector verbaasd. Ik fronste. Iets klopte er inderdaad niet.
“Misschien is hij wat paranoia ofzo”, zei professor Sinistra. “Misschien dacht hij het alleen maar, doordat hij iets hoorde.”
“Foppe zou er nog toe in staat zijn hem zoiets wijs te proberen maken”, ging professor Vector akkoord. Ik knikte bedachtzaam, maar toch had ik sterk het gevoel dat er iets niets juist was. Plots hoorden we boven een kabaal en renden naar de hal. Zodra we die bereikten echter, zag ik Minerva, Severus en Quirinus de trappen al op rennen.
“Ze zijn ons voor”, zei Septima Vector.
“Hoeven wij niet te rennen”, vulde Aurora Sinistra aan. Ik knikte instemmend en we vervolgden kalmer onze weg naar boven. Zodra we dicht genoeg bij waren, leidde de geur ons feilloos de weg.

Reageer (3)

  • Romanov

    Mooi stukje <3

    9 jaar geleden
  • millenniumkind

    Goed geschreven!

    9 jaar geleden
  • dayxdreamer

    Het blijft raar om de leraren met hun voornaam te horen worden aangesproken

    snel verder

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen