Ze zeggen...
Ze zeggen dat de tijd vliegt. Ik zie niets vliegen. Ik zie alleen seconden die tergend traag voorbij tikken op mijn peperdure horloge. Ik zie dat alles om me heen beweegt, terwijl ik tegen het raam van de auto aangedrukt zit. Ik zou de tijd graag willen stoppen. Alles op pauze zetten. Zodat ik deze tijd in de auto niet verlies. Maar ik verlies het wel. En er is niets wat ik daaraan kan doen.
Ze zeggen dat je geluk in eigen handen hebt. Maar ik zie niets dan rimpels in mijn handen. Diepe rimpels die bewijzen hoelang ik al op deze wereld sta. Rimpels die me eraan herinneren waar ik voor gevochten heb. Mijn handen hebben al veel doorstaan. Van een liefkozende aanraking, tot het lemmet van een vlijmscherp mes.
Ze zeggen dat je mensen niet mag beoordelen. De man die ik voorbij zie flitsen wanneer ik door het autoraam kijk, zou zomaar eens een oorlogsheld kunnen zijn. Ik weet niet wat anderen mee hebben gemaakt. Ik ken enkel mijn eigen verhaal. Zoals iedereen enkel zijn eigen verhaal kent. En enkel de oude man op het voetpad zelf weet welke gruwelen hij heeft moeten doorstaan. Want uiteindelijk moet iedereen gruwelen doorstaan, op zijn of haar eigen manier.
Ze zeggen dat geluk iets onbetaalbaars is. Ik heb meer onbetaalbare dingen gezien. Zoals die villa om de hoek. Er staat geen prijs op geluk, dat zeggen ze ook. Waarom zeggen ze dan dat het onbetaalbaar is? Mensen zullen zichzelf altijd tegen blijven spreken. Gedachten zijn constant in beweging, veranderen om de haverklap. Net zoals de tijd.
Ze zeggen dat je je dromen moet volgen. Mijn dromen bestaan voor het grootste deel uit monsterlijke wezens die me vermoorden. Waarom zou ik zo’n droom willen volgen? Waarom willen mensen dingen altijd mooier zeggen dan ze zijn? Dromen zijn niet meer dan je hersenen die een uitweg zoeken. Ambities, die moet je volgen.
Ze zeggen dat alles mogelijk is. Maar ze zeggen zoveel. In mijn hoofd kan ik misschien reizen naar verre oorden, in mijn hoofd kan ik misschien zijn wie ik wil zijn. Op deze aarde heb ik teveel beperkingen: de logica, de mensen.
Ik druk mijn wang tegen het koele autoraam en staar naar het landschap dat voorbij flitst. Ik kijk naar de tijd die door mijn vingers glipt. Tijd die ik nuttig had kunnen gebruiken.
Ze zeggen dat de tijd vliegt. ‘Ik wil vliegen,’ zeg ik dromerig.
Er zijn nog geen reacties.