Hoofdstuk 1.3 | Glimpse
Het was gezellig, echt gezellig. Mensen dansten en zongen. Niet alleen de mannen, ook de vrouwen. Ze had meegedanst en meegezongen met de liederen die ze totaal niet kende. Het was geweldig. Louis leek zich ook te amuseren. Toen ze vertelde dat ze geen goudstukken bij zich had, fronste hij niet dit keer, maar bood hij haar te drinken aan. Ze had nog nooit bier gedronken. Het kwam rechtstreeks uit een vat, iets waar zij zich over verbaasde. Voor even leek ze één van deze mensen. Ze was geen princes, ze was een dorpeling net als zij. Ze was normaal. Een sfeer als deze had ze nog nooit meegemaakt. Deze mensen genoten van elkaars aanwezigheid, niet van dure spullen. Het leek voor heel even een hele andere wereld, totdat er iemand luidkeels boven de groep heen begon te schreeuwen.
‘Iedereen naar huis! Het is bijna middernacht!’ Het was de eigenaar van de kroeg. Middernacht? Waarom wordt iedereen gedwongen naar huis te gaan? Waar moest ze heen? De mensen haastten zich naar de deur.
Ze keek verschrikt om zich heen. Louis zag het.
‘Waar woon je?’ fluisterde hij in haar oor. Zijn warme adem gaf haar kippenvel, die ze zo snel mogelijk negeerde door haar lichtelijke paniek. ‘Ik kan nu niet naar huis. Waarom gaat iedereen naar huis?’ Ze begon te ratelen. De paniek werd alleen maar groter, steeg tot een hoogtepunt. Ze ademde diep in en uit en rustig te blijven. Ze moest niet opvallen. Ze moest in gedachten blijven houden dat ze niet op moest vallen.
‘Je bent niet op de hoogte van de avondklok?’ Zijn frons was terug. Hij keek haar verbaast en licht geschokt aan. Ze was hier niet op voorbereid. Ze voelde zich in het nauw gedreven. Wat moest ze doen? Wat kon ze doen? Ze ademde lang uit, moest snel iets bedenken. Snel handelen.
‘Nee. En ik ga je vertellen wie ik ben als je me nu helpt. Beloof me daarvoor dat ik je kan vertrouwen.’ De kracht in haar stem was terug. Ze was tevreden over hoe het klonk, ondanks de alcohol en de hoeveelheid zenuwen in haar lijf.
‘Ik denk dat ik het al weet. Kom, we moeten gaan.’ Hij denkt dat hij het al weet? Er ontstonden een heleboel vraagtekens. Isabella moest haar hoofd helder krijgen om na te denken. Voor nu liet ze zich mee voeren door de straten, door Louis. Zijn voetstappen versnelden, en die van haar volgden de zijne op.
‘Hier is het.’ En ze sloegen af, doken een huis in. Hij sloot de deur achter hen dicht. De haard in het midden van de kamer brandde, en zorgde er voor dat de ruimte aangenaam aanvoelde. Isabella nam plaats op de grove houten stoel bij het vuur. Ze probeerde nog wat op adem te komen. Hij nam plaats naast haar. Ze was zo overspoeld geweest met alle nieuwe indrukken, dat ze haar blik nog nauwelijks op Louis had gevestigd. Pas nu viel haar op hoe intens blauw zijn ogen waren, hoezeer deze afstaken tegen de rest van zijn gezicht. Maar het was niet alleen de intensiteit, die deze ogen hadden. De vriendelijkheid die deze uitstraalden, zorgde er voor dat ze zich op haar gemak voelde. Waar de spanning eerst was opgelopen, leek deze door dezelfde persoon worden weggenomen. Ze vertrouwde hem, en dat was ook de reden dat ze het hem nu kon vertellen.
‘Goed,’ begon ze aarzelend, niet wetende hoe ze verder moest gaan. Ze sloeg haar ogen neer en slaakte een diepe zucht. ‘Ik heb mezelf nog niet voorgesteld.’ En toch stokte haar adem in haar keel na deze woorden. Waarom was het nog steeds zo moeilijk?
‘Mijn naam is-‘
‘-Isabella.’ Fluisterde hij, nog voordat ze haar zin af had kunnen maken. Vol ongeloof keek ze hem aan, vol ongeloof keek ze naar zijn glimlach. Hoe kon hij het in hemelsnaam weten? Hoe?
Reageer (1)
Was het zo opvallend?! hoe wist hij dat!
9 jaar geleden