Hoofdstuk 17
Meria
De dagen na de eerste schooldag waren weer zoals gewoonlijk. Dylan had niet meer met me gepraat. Niemand had echt meer met me gepraat. De enige die langskwam, was de rat van Nike, maar op het moment dat ik vroeg of ik hem terug moest brengen, liep hij zelf al terug, dus zelfs een gesprekje met Nike zat er niet in. Niet dat dat een boeiend gesprek zou zijn... maar af en toe leek het alsof hij me nog het minst veroordeelde, al kwam dat misschien ook alleen maar door zijn vrolijke... zelf.
Het zombiemeisje dat ik van de tijdjongen had gered, zwaaide nog wel even naar me, maar zij werd vlug door de andere zombiekinderen meegetrokken, alsof ik een besmettelijke ziekte had. Toch draaide ze zich weer terug en zwaaide ze verder, waardoor mijn hoop even terugkwam.
Voor de rest was mijn leven weer rustig, stil en zelfs lichtelijk geordend, totdat ik ineens mijn naam hoorde.
“Meria.”
Ik keek verbaasd op. “Ex-homosapien.”
Bij de eerste ontmoeting had Alexander me een homo genoemd. Sindsdien noemde ik hem ex-homosapien, hoewel ik niet wist of dat wel klopte. Waren zombies wel ooit mensen geweest of werd je geboren als zombie? Ondanks dat ik hem al een poos kende, wist ik vrij weinig over hem. Eigenlijk maakte het ook niet zoveel uit. Alexander leek het wel amusant te vinden.
“Weet je waar Dylan is? We hadden afgesproken, maar ik zie hem nergens.”
“Ik ben zijn babysitter niet...” Ik zuchtte, maar wist al dat ik dit niet lang volhield. “Hij was net nog in de klas met Star. Misschien is hij daar nog.”
Alexander grijnsde. “Aha...”
Ik twijfelde of ik moest vragen wat hij daarmee bedoelde, maar hij zei het al.
“Vind je dat niet erg?”
“Hoe bedoel je?” Ik probeerde mijn gedachten te negeren. Ik dacht altijd dat hij me uitschold voor mens maar... had hij het toen al geweten? Toen al? In mijn eerste jaar?
“Zoals ik het zeg.” Alexander grijnsde opnieuw.
“Nee hoor... Als hij me wilt vervangen door haar te beschermen, vind ik het prima. Iemand moet het toch doen.”
Ik verzweeg mijn werkelijke gedachten. Een daarvan was dat ik niet geloofde dat de jongens haar echt konden beschermen. Ze hadden mij ook niet beschermd tegen Livius. Bovendien was ik de vorige keer de enige die er wat van zei. De jongens keken enkel. Hoewel ik moest toegeven dat mijn poging ook niet geslaagd was. Uiteindelijk was het Leonardo geweest die haar had gered. Hij was altijd al sterker geweest dan ik wilde toegeven.
Alexander legde een hand op mijn schouder. “Hij wil je niet vervangen.”
Ik keek verbaasd op, alweer.
“Soms denk ik dat hij meer om jou geeft dan om mij.”
Maar Alexander was zijn beste vriend. Hij was de enige waar Dylan echt naar leek te lachen. De enige waarvan Dylan blij was hem te zien. Toen ik dat wou zeggen, was Alexander al weggelopen. In gedachten keek ik hem na. Zou Dylan me echt nog mogen?
“Maar ze heeft toestemming!” hoorde ik een bekende vrouwenstem zacht roepen. “Dat kan je niet doen!”
“Het is te gevaarlijk en dat weet jij ook!” Deze stem herkende ik ook, maar hier kon ik me wel een gezicht bij vormen. Het was onze mentor, de heks die me niet mee liet gaan met de rondleiding. De persoon die toverles gaf.
“Het is juist gevaarlijk als we haar niet laten oefenen!”
“Ik doe het niet! Je weet wat er gebeurde. We kunnen het niet riskeren.”
“Dan doe ik het.”
“En waar zou je het willen geven?” De stem van mijn mentor klonk spottend.
“In het gesloten lokaal.” Ineens wist ik waar ik de stem van kende: het was de paarsharige vrouw.
“Dat lokaal is gesloten voor een reden!”
“Het is een halfjaar geleden! Het is makkelijk op te knappen. Als er geen ander lokaal is, waarom dan niet daar? Het is onzin om hem nog langer gesloten te houden.”
Daarmee leek de discussie gesloten te zijn. Ik hoorde voetstappen vanuit het lokaal dichterbij komen en liep snel door. “Het is een school. Hier worden constant fouten gemaakt. Waarom iemand blijven straffen voor één foutje?”
“Hier hangt meer vanaf en dat weet je!”
Zou het over Star gaan? Maar dat moest betekenen dat zij geen mens was. De eerste optie duwde ik weg. Dat zou toch niet?
Hoewel, in principe kon dit over iedereen gaan. Het was een grote school en zoals ze zeiden werden er veel fouten gemaakt. Ze zou vast van meer groepen een mentor zijn dan alleen van mijn klas.
De tweede keer dat ik mijn naam hoorde, ging er een steek door me heen. Er ging eigenlijk van alles door me heen. Ik begon zelfs weer te stotteren – waarom altijd bij haar in de buurt? Ik dacht dat ik echt alle opties wel gehad had, maar wat ze zei had ik toch niet verwacht. Tranen schoten in mijn ogen. Wat moest ik zeggen? Ik kon het nu toch niet ontkennen? Maar dit kon niets worden! Ik kon ook geen ‘ja’ zeggen. En bovendien, wás ik wel verliefd? Hoe kon ik antwoord geven als ik het zelf niet eens wist.
Ik begroef mijn gezicht in mijn handen. Dit werd niets. Ze zou nooit hetzelfde voelen. Ik zou weer alleen zijn en het zou alleen maar pijnlijker worden.
Ik voelde armen om me heen, en hoewel ik graag tegen haar aan wou leunen, sloeg ik ze toch weg. Ik stond op en keek haar nog even aan, maar wat moest ik zeggen? Ik zag wel dat ze keek tijdens de lessen, maar ze keek ook naar Livius. Waarschijnlijk kwam dat alleen omdat ik om de paar minuten naar haar keek en ze wou kijken of ik niet weer boos werd.
Er was teveel waaraan ik dacht. Gewoon teveel... van alles. Uiteindelijk wist ik niets te zeggen en rende ik weg. De spanning bouwde alleen maar op. Haar zwijgend aan blijven kijken was toch ook geen optie?
Toen ik in het bos aankwam, stopte ik pas met rennen, maar ik bleef wel lopen. Ik liep tot ik weer op adem was en mijn tranen gedroogd waren. Toen stond ik stil en ik wilde tegen een boom aan gaan zitten, aangezien ik me nog steeds trillerig voelde. Zover zou het echter niet komen. Ik voelde een hand om mijn mond en neus en een andere op mijn rug. Het duurde niet lang voor alles zwart werd.
Reageer (3)
Oh gash, het is vast Livius!!
9 jaar geledenSnel verder!!!!! En abo
Oh mijn god. Nu ben ik nieuwsgierig!
9 jaar geledenSnel verder!
Spannend...
9 jaar geleden