De eerste opdracht is een opdracht waarin je je eigen creativiteit moet vermengen met je favoriete (fantasy)fandom.

Kies je wereld en je gebeurtenis, maar verzin zelf je personages. Wat gebeurt er dan? Wat denken je verzonnen personages? Wat voelen ze? Wat doen ze?
Wees zo creatief mogelijk!

Je mag zelf kiezen of je in eerste of in derde persoon schrijft.
Ook de tijd mag je zelf kiezen.
Het aantal woorden moet tussen de 500 en de 2000 liggen.
De deadline is 28 februari 2015 23u59
De deadline met uitstel is 3 maart 2015 23u59

Gelieve je fanwereld door te geven. Ook een korte beschrijving van de originele situatie zou ik erg appreciëren. Hier worden geen punten op gegeven, dus je kan het lekker kort en simpel houden.



Mijn gekozen fanwereld is die van Percy Jackson. In de boeken serie komt Percy Jackson er achter dat hij een zoon is van Poseidon via het spel Flaggenroof. Er komt ook in voor dat het kamp word aangevallen door stieren. Deze twee dingen heb ik geprobeerd te gebruiken in mijn eerste opdracht.

Miles had er even genoeg van. Kamp Halfbloed hoorde een vrolijke plek te zijn voor halfbloeden zoals hij. Echter was het verre weg van ‘vrolijk.’ Zijn handen trilden terwijl hij de meiden van het Aphrodite gebouw horde lachen terwijl hij voorbij liep.
      Hij was de eerste halfbloed die sinds eeuwen niet wist wie zijn goddelijke ouder was. Sinds de 21ste eeuw was er voor gezorgd dat de goden sneller hun eigen kind claimden. Het was net of we dieren waren in een te grote kooi. En hij was de enige die niet bij dat rijtje paste.
      “Miles! He, Miles.” Hij voelde een zachte tik op zijn schouders en hij draaide zich om. Clara van het Athene stond hem met grote nieuwsgierig ogen aan te kijken. “Waar ga je heen?”
      “Naar het meer.”
      “Ik ga mee,” Grijnsde het meisje. Ze bond haar blonde haar vast in een hoge staart. “Je hebt wel wat gezelschap nodig. Colin zei dat er al 48 uur voor bij zijn en dat je ouder nog niks hebben laten horen.” Clara zei het nog subtiel, gelukkig. Triest knikte Miles. “Volgens Luc was ik een enorm lastig gevalletje.” Luc was een soort hoofd van het Hermes gebouw. Clara grijnsde. “Ik wist dat al jaren.”
      Miles zuchtte diep. Hij en Clara kenden elkaar al jaren. Ze waren beste vrienden geworden op de lagere school. Beiden hadden ze enorm dyslexie en gedrag stoornissen. Ook was Clara de eerste geweest die wist dat de monsters onder Miles bed, echte grote stinkende monsters waren geworden. Clara geloofde hem – omdat zij het zelfde mee maakte. Als ze Colin eer gister niet hadden gevonden, waren ze nu ongezonde monster hapjes geworden.
      Colin was een afstammeling van één van de zeven, die lang geleden hand aan hand met de goden hadden gevochten. Zijn ouders stamden af van Poseidon en Athene. Colin had de kracht van Poseidon en was daar ingedeeld.
      Hij en Clara liepen richting de zee die er rustig bij lag, het glinsterde door de weerkaatsing van de zon. Miles glimlachte even. Het zorgde er voor dat er een twee strijd in zijn lichaam kwam; alsof hij zich niet bij de zee mocht bevinden. Koppig als hij was, negeerde hij zijn gevoel.
      “Dus, hoe is het Athene gebouw?” Om de pijnlijke stilte maar te verbreken, stelde Miles de vraag. Clara kennende, zou ze er wel uren over door kunnen praten. Hij was blij voor zijn vriendin dat ze een nieuwe familie had gevonden, een familie die beter bij haar paste. Hij hoopte ooit het zelfde te vinden.

      “Ik hoor iets van het Kamp.” Clara’s gezicht stond plots zo gespannen dat Miles er bang van werd. Zelf had hij niks gehoord; hij was te druk met zijn eigen gedachtes en problemen om maar te letten op wat er in zijn omgeving gebeurde, dat overkwam hem helaas wel vaker. “We moeten er heen!”
      Clara sprong over eind, in haar blauwe ogen vond Miles angst. Angst had hij nog nooit in Clara’s ogen gezien, zelfs niet toen ze werden aangevallen door monsters. Miles volgde haar voorbeeld en sprong ook op; als het Kamp in gevaar was, moesten ze helpen.
      Zo snel als ze konden renden ze naar de plek en zagen wat er scheelde. Stieren. IJzeren stieren renden door het kamp alsof ze de uitdrukking van een kip zonder kop letterlijk probeerden te maken. Iedereen was in actie gekomen. Zoals Miles zag, was er maar één stier. Maar als er één stier was, zou er hoe dan ook nog een stier ergens moeten zijn.
      Tot zijn spijt had hij gelijk. Stier nummer twee kwam met volle vaart op Clara en hem afrennen. We deden wat Halfbloeden zouden doen in tijden zoals deze: We renden naar een veiligere plek. We hadden eerst wapens nodig voordat we deze konden uitschakelen. Pak de oudste zwaard. Een volwassen mannen stem klonk plots in mijn hoofd. Geschokt keek ik op of er niet iemand was die het had gezegd. Echter was iedereen te druk met stier nummer één en stier nummer twee.
      Doe het! Het zwaard zou je kunnen redden.
      Wie bent u? Dacht Miles. Hij was nieuwsgierig. Niet bang, zoals hij hoorde te zijn als er een vreemde man in zijn hoofd klonk. Het wou hem in ieder geval niet dood hebben, dat was één ding.
      Miles rende naar de wapen instelling waar al enkelen halfgoden hun zwaarden of bogen pakten. Hij zocht naar het geen wat er het ouds uit zag, en vond het tot zijn opluchting. Vreemd genoeg zaten er allemaal beuken in en zat er wat schimmel in – het was in geen jaren schoongemaakt. Vies trok hij zijn gezicht op.
      “Pak je nog wat of ga je er als een zoutzak staan?” Een geïrriteerde jongen gaf hem een duw. Miles pakte het zwaard, wat meer op een mes leek. De jongen die geïrriteerd was, werd bleek. “Als je daar mee gaat vechten ben je sowieso dood. Die stamt af van de kinderen van Hades, daar kan je niet mee vechten.”
      Onzeker staarde Miles naar het voorwerp in zijn hand. Als het echt afstamde van Hades… er was in geen jaren meer een Hades kind gezin.
      Hij schudde het van zich af en rende weg van de jongen richting stier nummer twee, die chaos veroorzaakte bij de oefengebieden. Steek je zwaard in de grond. Miles hief zijn hoofd op. Hij had gedacht de stem niet meer te horen. Waarom zou hij hem in hemelsnaam willen helpen? Miles had van Carla gehoord dat de goden hun kinderen hielpen in zware tijden; was dit zijn vader? Hij kon de link nog niet leggen wat deze oude zwaard met zijn vader te maken zou hebben.
      Nu! Steek het nu in de grond! Omdat Miles wanhopig was, en niet wist wat hij moest doen om het Kamp te helpen, deed hij wat meneer de stem zei. Zijn spieren spanden zich aan, hij schreeuwde en stak het zwaard de diepte in. Even gebeurde er niks; enkele halfbloeden hadden zich omgedraaid om zich af te vragen of hij niet gewoon weg gestoord was. Tot de grond begon te trillen. Miles kon nog net zijn evenwicht bewaren. Want voor hem verscheen langzaam een scheur in de aarde. Doden kwamen naar buiten – een stuk of twintig bewapende goden. Met een schok besefte Miles dat het halfgoden waren die omwaren gekomen toen Gaia de wereld wou veroveren.
      Een dode kwam naar hem toe gelopen. “Onze meester heeft gezegd dat we naar zijn zoon moesten luisteren. U hebt ons opgeroepen, vertel ons wat we moeten doen en we doen het.”
      Miles adem werd onrustig en zijn benen trilden van opwinding en angst. “Ik,- eh,- dood stier nummer één, en twee,” Zoals de dode had gezegd, deden ze wat hij had gezegd. Miles was uitgeput en zakte neer op zijn knieën en keek toe hoe de doden de stieren een kop kleiner maakten.
      “Miles, boven je hoofd!” Het was Clara die hem weer deed opkijken. Miles had door dat de stieren dood op hun zij verspreid over het Kamp lagen en dat de helft om hem heen gedrongen stond. En hij zag waarom.
      Een doodshoofd was verschenen. Het was allang duidelijk geweest dat Miles hier niet thuis hoorde. Nu begreep hij waarom. Hij was iemand die in geen jaren meer was verschenen.Het liefst had Miles het niet geweten. Want of Miles het nu wist of niet, zou hij sowieso een outcast zijn.
      Zijn vader was namelijk Hades. Eén van de grote drie en god van de onderwereld.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen