Foto bij Hoofdstuk 1.1 | Glimpse

Ze keek vanuit het raam hoe de zon op kwam. De lucht kleurde lichte vlagen van rood en oranje. De eerste stralen drongen door, verlichtten de binnenplaats. Ze trok haar benen op en slaakte een diepe zucht. Iedere ochtend keek ze uit het raam, bekeek ze het uitzicht. Dit, om die ene glimp op te kunnen vangen van de buitenwereld, de wereld buiten de poort. Ze is nog nooit in haar leven de poort uit geweest. Ze fantaseerde over hoe het er zou zijn, hoe het er uit zou zien, hoe het er zou voelen. Het enige wat ze had was dat ene kleine beetje licht, dat scheen op de achtergrond. Het kleine beetje dat ze kon zien, was toch al erg mooi. De rivier die zich achter de poort verschool en de vogels die in grote groepen voorbij vlogen. De hoogte van het gras, die zoveel hoger was dan binnen de poort. Zo natuurlijk, zo vreemd. Haar behoefte aan het leven buiten de poort was zo sterk. Ze verbleef al haar hele leven binnen de poort, zeventien jaren lang. Het leven binnen die vier hoge muren stond haar gewoon niet aan. Binnen de poort was alles netjes en strak. Zo beheerst. Zo voorzichtig. De oppervlakte van de binnenplaats was grotendeels voorzien van een matte vlakte van groen gras. Op de plaatsen waar dit niet zo was waren er bloemenperken en paden. Elke dag waren hier tuinders aan het werk. Wanneer er één bloem bezweek werd er een geheel nieuwe plant in de grond gezet. Presentatie aan buitenstaanders was belangrijk, dit had ze geleerd van haar vader. Alles moest perfect zijn -anders werd er gestraft. Er was weinig sfeer op de binnenplaats, weinig uitstraling. In de stad was het echter niet veel beter. Naast het kasteel waarin zij woonden was een muur gebouwd met opnieuw een poort, die leidde naar de huizen van onze burgers. Ze was hier weleens geweest met feestdagen, om haar gezicht te laten zien aan hen, maar de aantal keren dat dit was gebeurd kon ze op één hand tellen. De laatste keer dat ze hier was toegelaten geschied alweer van een jaar geleden. Echter was dit niet de laatste keer dat ze hier echt geweest was. Ze had het niet kunnen laten.

~
Niemand wist het en niemand zou het te weten komen. Ze was hier al maandenlang mee bezig geweest. Ze had het plan voortreffelijk uitgedacht. Ze had nagedacht over alle mogelijke gevolgen en wist hoe ze hier mee om moest gaan. Ze was trots op zichzelf. Ze zocht in haar kist naar de kleren die zij onder de plank had verstopt, kleren die zij had gekregen van een dienares. Ze was lief voor haar, en in ruil daarvoor had ze haar twee goudstukken gegeven. Ze herinnert zich nog goed de uitdrukking op haar gezicht. Zo gelukkig. Zo dankbaar. Het gaf haar echt voldoening. Ze trok de kleren met een glimlach aan en ondanks dat deze wat kriebelden zag ze er niet vanaf. Ze bond haar donkerblonde haren vast onder de muts die zij zou dragen. De stof bedekte niet alleen haar haren, maar bracht ook een schaduw voor een deel over haar gezicht. Ze mochten haar echt niet herkennen. Ze trok de lange, donkerbruine jurk aan over haar ondergoed en keek in de spiegel. Ze was meteen een heel ander mens. Ze leek niet meer op een princes, maar op een dorpeling. Zoals de normale mensen. Ze zouden haast niet eens meer kunnen bedenken dat zij dit was in deze kleren, ze zag het zelf al haast niet meer. Als laatste trok ze haar lederen schoenen aan. Ze keek naar buiten en wachtte op het juiste moment om te gaan. De zon moest lager komen te staan. Ze wachtte geduldig op het juiste moment. Ze wist de weg. Het moeilijkste zou worden om uit haar kamer te komen, om niet opgemerkt te worden.

Het was bijna zo ver. De bewakers zouden wisselen van de wacht. Dat was haar kans. Nog even. Ze keek voorzichtig onder het kiertje van haar deur door. Ze waren weg. Net toen ze weer overeind wilde komen werd het beeld versperd door twee voeten. Twee grote zwarte schoenen. Gevolgd door geklop op haar deur. Ze schrok en deinsde achteruit.
'Princes? Heeft u nog iets nodig?' Vroeg de stem, een man, een bewaker. Haar ademhaling stokte even, maar ze herpakte zich al snel.
'Nee, niets. Ik ga beginnen aan mijn nachtrust. Ik zou het fijn vinden niet meer gestoord te worden.'
'Maar natuurlijk princes.' En ze hoorde hoe de voetstappen langzamerhand weer verdwenen. Ze waren weg. De zenuwen bekropen haar. Moest ze dit nou wel doen?
Ja. Dit moest ze doen.
Ze schoof de deur langzaam open en keek om haar heen. Niets. Ze smeet de deur nog net niet achter haar dicht en begon te rennen. Ze moest twee lange gangen door en mocht niet opgemerkt worden. Ze waren allemaal weg. Er was niemand. Ze besloot toch dat rennen geen goed idee was en besloot te lopen - maar wel erg hard. Ze was al op de afgesproken plek voor ze het wist. Ze deed de deur open met de sleutel die ze had gekregen van haar dienares, keek nog eens om haar heen en ging naar binnen. Ze sloot de deur zo gauw mogelijk achter zich dicht en rende alle stenen trappen af. En toen was ze ook al beneden. Het ging haar goed af.
'Princes-' '-ssssht. Noem me niet zo. Niet hier.' Ze onderbrak haar. Ze zouden samen langs de bewakers van de poort gaan. Alsof ze hadden gewerkt.
'Excuses' fluisterde ze zacht, schuldig. Ze hervatte zich al spoedig.'Kom mee.'
En ze wandelden rustig het kasteel uit. Haar voeten voelden steeds zwaarder. Het werd steeds lastiger voor haar om zich voort te bewegen naar de poort. Ze zag ze al staan. Twee grote mannen in het pak van een wachter. Ze huiverde even, maar probeerde toen haar angst te laten varen. Ze mochten haar niet door hebben. Haar angst zou haar verraden.
'Goedenavond heren.' Sprak haar dienares zorgvuldig en beleefd uit. 'Goedenavond.' Zei ze er zelf dan ook achteraan.
'Goedenavond dames, ga jullie gang.' En de bewaker maakte een gebaar dat ze door mochten lopen. Dit ging allemaal veel te gemakkelijk. Toen ze de poort uit was keek ze nog eens achterom. Niets. Er gebeurde niets. Een brede glimlach vormde zich rond haar lippen.
Geslaagd.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen