De ondergang van ons allen
Soms is de wereld gewoon een zooitje. Dan lopen de straten onder met water, staan kelders blank en puffen vulkanen tot de lucht zwart als roet ziet. De hele wereld kan dan wel in elkaar storten. Misschien is dat juist goed. Misschien is het juist goed als de wereld in elkaar stort met al haar bewoners er nog op.
Een nieuw begin. Dat zou toch fijn zijn? Alles vergeten en vergeven en er nooit meer op terugkomen. Niet in je hoofd, niet in je hart. Niemand confronteert elkaar nog met wat het verleden gebracht heeft. De nieuwe zon komt op en daar kijkt men naar.
De nieuwe zon met haar stralende hitte en verzengende lach. De nieuwe zon die het leven weer toelacht en op en onder gaat alsof het haar niks kan schelen. Het kan haar ook niets schelen. Ze doet wat ze wil en ze gaat wanneer zij wil. Elke keer opnieuw en opnieuw en opnieuw.
Zal iemand ooit zien dat ze er misschien géén zin meer in heeft? Zal iemand ooit zien dat haar stralen haar zeer doen en dat ze niet meer wil? Als de wereld dan in elkaar stort, zal ze haar kans grijpen, maar dat zal niemand zien.
Niemand zal zien dat de wereld op instorten staat en dat de zon niet meer wil draaien. Niemand zal zien dat de kelders volstromen met het bruine afwaswater van de vorige dag, of dat de stoplichten op hol slaan en spontaan alle kleuren van de regenboog beginnen te knipperen. Als auto’s op elkaar botsen en kinderen krijsen in hun verlaten kinderwagens, zal niemand zien dat de hemel rood kleurt, omdat de zon huilt. Vulkanen spuwen met hun gapende monden alles onder, waardoor niemand nog iets ziet.
Dan… als er helemaal niets meer is, kijkt men naar boven en ziet de nieuwe wereld. De nieuwe wereld met een nieuwe zon. Vergeten en vergeven. En door!
Auto’s toeteren en kinderen huilen. Moeders rennen de benen onder hun lijf vandaan en vaders werken hun rug in tweeën.
Poppetje gezien, kastje dicht. Dag allemaal!
En door!
De zon komt op, de kraan gaat aan en de dag begint opnieuw. Waarom stopt niemand met het leven dan elke dag? Waarom slaat niemand zo’n dag eens over, want het is duidelijk waar hij naartoe loopt. Of niet. Zelfs dan lopen we er achteraan. Zelfs als we aan de rand van onze afgrond staan, lopen we gewoon door.
Wanneer de ziekte je brein verteerd of je longen uitknijpt. Alsnog slaat niemand die dag over. Het is niet als doodgaan, want dat is ook gaan. Doorgaan, ergens heen gaan. Niemand stopt met doorgaan en verdergaan. De stroom blijft stromen zoals de zon maar op en neer gaat. Zoals de zon op en naar gaat, zo gaat men door en door en door en door.
Doorgaan terwijl je op je tandvlees loopt, doorgaan terwijl er geen weg meer is, gaan en gaan tot je tegen de muur staat en je neus plat geslagen wordt. Doorlopen, doorlopen. Loop achter die vent aan. Die grote man die alles weet en alles doet. Als je voeten kapot zijn van de blaren, zelfs dan zal je hem volgen. Als hij tegen de muur staat, sta je er naast.
Als hij dan gaat zitten, sta je daar te kijken met opgetrokken schouders en dan gebeurt er…
Van alles.
Zelfs als de wereld kapotgegaan is, bouwt deze zichzelf namelijk toch weer op. Als de kelders niet meer volstaan met water maar met kokend gesteente dat nooit of te nimmer nog zal afkoelen, wordt dat weer opgebouwd. Helputten worden gedicht en vervolgens danst men er gewoon overheen.
Al was een cirkel vierkant, hij zou nooit eindigen. Tot dat nooit een betekenis krijgt, maar wanneer is dat dan?
Het is zo verrekte lang. Het is zo lang dat het pijn doet om je er een voorstelling van te maken. Je kunt niet oneindig doorlopen. Het kan niet nooit stoppen. Een cirkel kun je visualiseren, maar de weg die je erop zal afleggen, is onbereikbaar. Nooit eindigen.
Er zijn nog geen reacties.