Hoofdstuk 20
De 2 bleekrode katten kwamen in een donkere ruimte. Ze keken om zich heen. Ze zagen alleen maar zwart om zich heen. Goudsbloem trippelde een stukje naar binnen, maar al gauw knalde ze tegen iets hards aan. Auw! kreunde ze. Ze likte over de plek waar ze tegenaan kwam. Zandstorm had intussen een gang gevonden. Goudsbloem krabbelde overeind en volgde haar. Een paar vossenlengtes verder de gang ik, straalde iets. Het gaf licht. In het plafond erboven zat een klein gaatje waar de maan door scheen. Goudsbloem kwam naast Zandstorm staan en hun monden hingen open van bewondering. WOOOOW!!! wisten ze nog uit te brengen. Goudsbloem hief haar voorpoot op en drukte hem vanaf onder tegen Zandstorms mond zodat die dicht ging, en deed dit ook bij zichzelf. Wat is ie mooi.... mauwde Zandstorm. Ja, antwoorde Goudsbloem. Kom. Volg mijn geur. Ze trippelde op het licht af en drukte haar neus ertegenaan. Die werd ijskoud. Zandstorm kwam aangetrippeld en drukte voorzichtig ook haar neus tegen de glimmende steen. Omdat ze nu zo dichtbij waren, werden ze verblind door het licht dat de steen afstraalde. Zandstorm kneep haar ogen dicht en Goudsbloem keek gauw weg. Wat een licht! mauwde Goudsbloem. Zeg dat wel! antwoorde Zandstorm. Goudsbloem keek langzaam naar de maansteen toe, maar zette een paar stappen achteruit. Ze geeuwde. Laten we maar gaan slapen, des te eerder we terug naar het kamp kunnen. Zandstorm murmelde instemmend. Ze trippelden langzaam op de maansteen af, gingen liggen en drukten hun neus ertegenaan. Ze werden door de SterrenClan in diepe slaap gebracht, en langzaam zonken ze weg.
Er zijn nog geen reacties.