045 Thorin
Als ik wakker wordt, blijk ik alleen te zijn in het bed. Geen spoor van Eleanor is er te bekennen en de plaats waar ze heeft geslapen, voelt koud aan. Een zacht geklop op de deur doet mijn gedachten afleiden, de deur gaat langzaam open en mijn zus komt de kamer in.
'Thorin, je bent wakker.' merkt ze op en ik knik slechts. Ze ziet me alleen zitten in bed en kijkt me met een spijtige blik aan.
'Het spijt me zo, ik kon ze niet meer tegenhouden...' zegt ze zacht. Woede borrelt in me op, ze is op zoek naar een oplossing zonder mij. Dís komt naar me toe, maar ik steek mijn hand al uit nog voor ze me in haar armen kan sluiten. Verontwaardig kijkt ze me aan, alsof ik haar beledigd heb.
'Laat me alleen.' zeg ik haar en wacht tot ze weg gaat. Het lijkt net of er iets knapt in mijn hoofd, waardoor de knop wordt omgedraaid en al mijn liefde plots lijkt weg te vloeien. Opnieuw zijn we gescheiden, de enige die ik nodig heb is de arkenstone. Mijn arkenstone.
Na het ontbijt ga ik niet mee opruimen, maar ga ik meteen naar de schatkamer. Het is immens groot en het goud ligt er zo dik in, dat je er kunt in zwemmen. Letterlijk zelfs. Met een plof sla ik de laatste treden over en beland op het goud, waarna ik alles stuk voor stuk begin te verplaatsten. Ik zal en moet het vinden, datgene die me het recht geeft om in Erebor te regeren. Mijn rijk, mijn troon, mijn steen, mijn lieveling.
Dagenlang zoek ik naar de steen, maar er lijkt geen spoor van te bekennen. Ik ga de kamer amper uit, enkel om naar toilet te gaan en om eten te gaan als ze die niet brengen.
'Oom?' klinkt de stem van Fili. Ik draai mij om en met vermoeide ogen kijk ik hem aan. Zijn blik spreekt boekdelen, waardoor ik weet dat ik er uiterlijk verschrikkelijk moet uitzien. Ik knik enkel naar hem en wacht wat hij verder zal zeggen of vragen.
'Kom de kamer uit, je zit hier al zo lang. Kom met me mee naar buiten, we zullen later samen verder zoeken.' zijn stem klinkt haast smekend en even laat ik me meeslepen. Ik kijk hem aan met een kleine glimlach en verplaats me van de plaats waar ik sta. Prompt blijf ik stilstaan, alsof mijn lichaam wilt zeggen dat mijn neef me zal verraden.
'Ga weg en laat me met rust, verrader.' de woorden lijken niet van mezelf te komen, maar toch spreek ik ze uit. Fili kijkt me geschokt aan, niet meer wetend wat te zeggen. Hij draait zich om en loopt haast de kamer uit, waardoor ik me schuldig voel. Voor heel even dan, want ik begin meteen weer verder met mijn zoektocht. Ik moet het vinden, het moet gewoon en zo snel mogelijk.
'We eisen een deel van het goud, het is Lake Town die de draak heeft verslagen en we moeten een deel van de stad heropbouwen. We vragen niet veel, alleen genoeg om alles te herstellen.' Bard, een van de mensen uit Lake Town staat aan de poorten van Erebor en roept deze woorden. Met een boze blik kijk ik hem aan, totaal niet mee eens wat hij allemaal zegt.
'Wij geven niets aan Lake Town, jullie kunnen niet zomaar een deel opeisen. Ga terug en herstel je dorp, maar kom niet opnieuw geld opeisen die niet aan jou toebehoord.' zeg ik boos tegen de man. Verbaasd kijkt hij me aan, maar stapt niet weg.
'We kunnen dit oftewel op de rustige manier of op de moeilijke manier oplossen.' het klinkt als een dreiging in mijn oren en natuurlijk ga ik meteen in de tegenaanval.
'Dan doen we het op de moeilijke manier. Je krijgt geen goud.' zeg ik waarna ik de deuren laat dichtdoen en stap terug naar de schatkamer.
'Thorin, je kunt dit niet zomaar doen. Mensen gaan dood van de honger, ze kunnen niet eens meer vissen door al het vuil in het water.' Balin zijn woorden laten me even stoppen met stappen en ik kijk hem aan. Zijn ogen staan bezorgd, maar ik toon geen medelijden en stap vervolgens toch verder.
Al negen dagen zoek ik tussen het goud, al negen dagen zoek ik tevergeefs. Uiteindelijk heeft de vermoeidheid het van me gewonnen en lig ik ondertussen al een paar uur in elkaar gezakt op een bergje goud. Ik slaap, drink en eet amper, gewoon om zo snel mogelijk de arkenstone te vinden. Hetgeen dat mij het recht heeft om te mogen regeren over de Eenzame Berg. Zelfs als een hoorn in de verte klinkt, verroer ik niet en blijf machteloos op mijn plaats liggen. Ik mis haar gewoon, het is al een twee weken sinds ze Erebor uit geslopen is en ik kan het leeg gevoel niet meer verdragen. Hoe zeer ik het ook wil steken op mijn verloren steen, het is mijn verloren hart die ik terug wil. Nee, ik moet ze niet meer terug hebben. Een traan rolt over mijn wang, ik weet niet meer wat ik echt denk. Het ene moment wens ik haar terug en wil ik haar omarmen, het andere moment wil ik dat ze nooit meer terug komt en wil ik enkel het prachtig edelsteen terug vinden.
'Het wordt tijd dat we de mensen gaan helpen.' klinkt een vastberaden stem. Ik neem geen moeite om te kijken wie het is, het kan me niets schelen. Blote voeten komen in mijn gezichtsveld terecht en de hobbit knielt naast me neer. Zijn gezicht staat bezorgd.
'Ze zijn in nood, we moeten hun het goud geven dat ze nodig hebben. Ik vind dat we hun dat verschuldigd zijn.' gaat de hobbit verder. Niets van geluid maak ik, niets van woorden komt er over mijn lippen. Mijn gedachten kunnen enkel bij haar zijn, dromend over haar blonde krullen en haar stralende ogen. Mijn prinses waar ik al jaren naar smacht en toch is ze niet meer bij mij. Mijn Eleanor.
Reageer (1)
Meh. Thorin was juist zo leuk in dit verhaal en nu gaat ie zo doen.
1 decennium geleden