Hoofdstuk 1 ~
Iris’ point of view
Vandaag is de dag dat mijn nieuwe verzorger komt. Ik kijk ernaar uit. Mijn kamer is al een tijdje niet opgeruimd en het is een rommeltje. Misschien heb ik dat expres gedaan, wie zal het zeggen? Ik kan het best zelf opruimen, maar dat is een vreselijk rotklusje. En daarom geschikt voor de verzorger. Ik zit met mijn rolstoel midden in de kamer te wachten. En dan gaat eindelijk de deur van mijn kamer open. Het is de vaste verzorger in het tehuis, wat een anticlimax. Ze controleert even of alles goed gaat met me en glimlacht. Ik glimlach terug. ‘Hoe laat komt de nieuwe?’ Vraag ik haar.
‘Zo, jij hebt er zin in! Hij kan ieder moment aankomen, wees maar niet bang.’ Ze glimlacht nogmaals naar me en sluit dan de deur weer. Ik draai verveeld rondjes met mijn rolstoel als een tijdje later de deur weer opengaat. Er staat een jonge jongen in de deuropening, een jaar of 17 en ik wil het niet toegeven, maar hij is best knap. Knap, maar hij ziet er verwend uit. Zijn ogen staren diep in de mijne en dat bezorgt me een ongemakkelijk gevoel. Zijn blik… Het bevalt me niet. Hooghartig, arrogant en… hatelijk? Hopelijk heb ik me dat maar ingebeeld. Als ik wil kijken of het echt haat is wat ik in zijn blik bespeurde, maakt hij zijn ogen met een verward gezicht al weer los van de mijne. Hij loopt mijn kamer in en zegt hallo tegen me. ‘Hoi.’ Zeg ik terug en hij geeft me een hand. Zo’n slap handje. ‘Ik ben Noah.’ Zegt hij en hij zet een nogal neppe glimlach op. ‘Ik zit in een rolstoel, maar met mijn handen is niks mis.’ Ik knijp hard in zijn hand en hij laat los. Hij kijkt mijn kamer rond en hij ziet er geschokt uit. Misschien omdat het voor zijn doen klein is, of misschien vanwege de rommel of misschien vanwege beide. Het is in ieder geval een vermakelijk gezicht. Hij zet zijn tassen neer. ‘Je hebt me jouw naam niet verteld.’ Zegt hij.
‘Iris.’ Antwoord ik. Dit kan nog wat worden…
Noah’s point of view
Ik had de spullen ingepakt die ik dacht nodig te hebben de komende zes weken. Toen ben ik met al mijn koffers op de bus gestapt naar de plaats van bestemming. En nu sta ik tegen een gigantisch gebouw aan te gapen. Hier moet ik zijn. De rillingen lopen over mijn rug. Ik kan me nu nog omdraaien en de bus terugnemen en even overweeg ik het om dat te doen. Maar dan besluit ik toch van niet, ik kan mijn ouders en vrienden geen gelijk geven en al helemaal niet zonder het ook maar geprobeerd te hebben. Ik kan dit best, hoe moeilijk kan het nou zijn? Ik stap naar binnen en loop naar de balie. De vrouw achter de balie roept een van de vaste verzorgster van het tehuis erbij. Ze heet Mariah en zal me de komende tijd helpen met inwerken en als er andere problemen zijn. Het is een erg lieve vrouw, met het hart op de goede plaats en erg geduldig. Ze begeleidt me naar de kamer van het meisje dat ik moet verzorgen deze zomervakantie. ‘Ze zit enkel in een rolstoel en heeft geen geestelijke handicap. Pittige tante, pas maar op. Erg slim en houd er nogal van om grappen uit te halen. Daar moet je je niets van aantrekken.’ Informeert ze me snel voor ik de kamer inga. Ze gaat niet met me mee, we moeten even kennismaken volgens haar. Dus Mariah loopt alweer door terwijl ik de deur openduw. Mijn ogen vallen meteen op een meisje in een rolstoel in het midden van de kamer. Ik kijk even naar haar. Ze heeft een lief gezichtje, ookal is ze enorm bleek en mager en heeft erge wallen. Ik kijk diep in haar ogen en schrik er eigenlijk van. Haar ogen staan dof en leeg, het licht in haar ogen is verdwenen. Dat heb ik nog nooit gezien. Na een tijdje merk ik pas dat haar heel erg heb aangestaard en maak verward mijn ogen los van de hare. Ik loop de kamer verder in en geef haar een hand. ‘Ik ben Noah.’ Zeg ik en probeer te glimlachen om te verbergen dat ik geen zin heb om hier te zijn. ‘Ik zit in een rolstoel, maar met mijn handen is niks mis.’ Zegt ze tegen me en knijpt hard in mijn hand. Ik wou voorzichtig met haar doen, maar ze maakt al meteen duidelijk dat ze hetzelfde is als iedereen en ook zo behandeld wil worden. Ik kijk even naar haar rolstoel en dan de kamer rond, band dat ik weer te lang ongemakkelijk naar haar ga staan staren. Deze kamer is best klein. Mijn kamer thuis is veel groter. Maar we wonen dan ook in een groot huis. Mijn vader is een zakenman en mijn moeder een huisarts dus zijn verdienen beiden zeer goed.
Haar kamer is echt een rommel, en ik gok dat ik dat op mag ruimen. Ik zet mijn tassen neer en kijk naar haar bureau, beladen met schoolboeken en papieren en pennen. ‘Je hebt me jouw naam niet verteld.’ Zeg ik tegen haar. ‘Iris.’ Antwoord ze. Ik knik alleen maar zwijgend. Hoe ga ik dit ooit aanpakken? Ik ben opgelucht dat Mariah me zal helpen, anders was het nooit gelukt. En Iris komt niet echt over alsof ze van plan is goed mee te werken. Integendeel…
Reageer (1)
Oewh, spannend
1 decennium geledenJe schrijft heel mooi in de emoties mee, het is erg fijn om te lezen en makkelijk te begrijpen.
SNEL VERDER ANDERS DWING IK JE EH xd
Hvj xxx