10.7
Aurora
Je hoeft niet te gaan. Dat ben je hem niet verplicht.
Dat weet ik. Jou wel.
Voordat ik het ook maar aandurf om onder Salazar zijn vleugels uit te komen haal ik diep adem en wrijf de overgebleven tranen uit mijn gezicht. Zo elegant als mogelijk is kruip ik onder Salazar zijn vleugel vandaan. Michaël staat met getrokken zwaard voor me. “Wat wil je?”
“Liefje, gaat het?”
Het is net alsof hij één van zijn dolken in mijn hart steek en hem expres nog een keer omdraait. “Noem me geen liefje. Ik ben jouw liefje niet. Niet meer.”
“Maar ik hou van je.”
Achter me begint Salazar te grommen en hij buigt zijn lange, sterke nek zo dat zijn hoofd naast me hangt. Zijn ogen gloeien op als hij naar Michaël kijkt. Aan zijn uitdrukking en het gevoel in mijn hoofd merk ik dat ze met elkaar praten en ze willen niet dat ik het hoor. Dat maakt het nog erger.
“Michaël.” Hij kijkt me meteen aan. Alsof hij niet met Salazar heeft staan praten. “Morgen zijn Salazar en ik weg. Dat kan je niet veranderen.”
“Je mag niet weggaan. Dat kan niet.”
“Dat kan niet. Dat KAN niet. Wie denk je in hemelsnaam dat je bent?” De pijn wordt opeens vervangen door woede. Iets wat ik normaal zou onderdrukken, maar nu niet. Hij verdient het. “Jij hebt het recht niet om te zeggen wat ik wel of niet kan doen.”
“Dat weet ik.” Michaël doet een stap naar voren, maar na een grom van Salazar stopt hij meteen. “Luister naar me, liefje.”
Van woede begin ik fronsen. Iets wat ik normaal nooit zou doen “Moet ik dat soms ook doen, Michaël?”
“Nee, natuurlijk niet. Je moet niks.”
“Ja, vast. Ik moet met jou trouwen. Ik moet naar je luisteren. Dat is niet niks.” Mijn handen beginnen te trillen en ik knijp ze samen tot vuisten. “Ik moet thuis alles al doen. Hier was juist het mooie dat ik niks moest. Ik kan net zo goed teruggaan.”
Er zijn nog geen reacties.