8.5
Aurora
Het eten is…anders dan ik gewend ben. Op een andere manier kan ik het niet omschrijven. Iedereen praat door elkaar heen en er heeft zelfs al iemand gewoon aardappelpuree op mijn bord gekwakt zonder het te vragen. Waarschijnlijk in de veronderstelling dat ik het wel zou opeten. Wat ik ook netjes doe. Al zit ik daarna helemaal vol. Mijn maag is het niet gewend om zoveel binnen te krijgen. Hoe minder eten je gewend bent hoe minder je het mist wanneer je niks krijgt.
Nu ik niet meer eet leg ik mijn handen zedig in mijn schoot en recht mijn postuur, zodat hij perfect is. Mijn rug staat perfect in verhouding met de stand van mijn benen, die loodrecht op de vloer staan met de enkels netjes gekruist. Als iemand naar me kijkt glimlach ik vriendelijk die kant op. En ook al kijken veel mensen, niemand zegt ook maar een woord tegen me. Naast me lacht Michaël vrolijk naar zijn buurman. Voor het eerst glijdt er een gemeende glimlach om mijn lippen. Hij heeft het naar zijn zin. Ik weet zeker dat dit zijn aangenomen familie is.
“Aurora.”
Bij mijn naam draai ik me om en glimlach naar de jongeman naast me. Thuis zou nooit iemand van de buiten de familie het ook maar overwegen om me zo te noemen. “Ja?”
“Mijn zusje vroeg zich af waar jouw jurk vandaan komt.” Hij grijnst breed en knikt naar een meisje, dat iets jonger moet zijn dan ik.
“Ravinia, een vriendin van Michaël heeft hem gemaakt.” Nu pas hoor ik hoe stijf mijn stem eigenlijk klinkt in vergelijk met de momenten dat ik me op mijn gemak voel.
“Dat zal ze leuk vinden om te weten. Ravinia kan voor haar ook wel een jurk maken.”
Wat moet je daar nu op antwoorden? Niemand heeft ooit tegen me gezegd dat ze net zo’n jurk willen als ik. Daarvoor ga ik nog niet lang genoeg met normale mensen om. Daarom neem ik genoeg met een gemompeld; “Gelukkig.”
Iets wat kennelijk niet goed genoeg is, omdat de jongeman zich weer van me afdraait en met iemand anders begint te praten. Het is maar goed dat geduld mij al sinds mijn vroegste jeugd is bijgebracht, want het lijkt me uren te duren, voordat Michaël zich naar me omdraait.
“Heb je het naar je zin, prinses?”
“Ja hoor.” Blij dat ik niet meer degene ben met wie niemand praat draai ik me naar hem om. “Ze hebben het naar hun zin.”
“Silvans etentjes zijn berucht. Iedereen wil erbij zijn.”
“Dat zie ik.” Al een tijdje geleden is me opgevallen dat het huisje bijna helemaal volgepropt zit. Zelfs buiten staan mensen te praten. Hoe kunnen ze iets zien in het donker?
“Wil je terug?”
“Nee nee.” Ik moet hem niet de indruk geven dat ik liever in het bed in de grot lig. Ook al is hat matras minder zacht dan in mijn kamer en mis ik Alice soms een beetje. “Ik moet je nog horen zingen.”
“Daar is het ook tijd voor!” De vrouw, die ons heeft begroet toen we binnenkwamen, trekt Michaël van zijn stoel. “Kom mee, jongen. Jij bent aan de beurt.”
Michaël laat zich meetrekken, maar glimlacht nog wel verontschuldigend mijn kant op. Nu ben ik weer alleen en ik begin weer naar een punt recht voor me te kijken, zodat mijn postuur weer perfect is. Dat mag ik niet laten verslonzen.
Er zijn nog geen reacties.