Foto bij Hoofdstuk 73

Lieve lezers,

Ik vind het belangrijk dit toch even te melden. Ik ben na gaan denken over de titel van dit verhaal en wat ik wil dat het verhaal uitstraalt en alle andere verhalen die ik in de toekomst wil gaan schrijven, dus heb ik besloten de titel een klein beetje te veranderen. Jullie zullen vast de gelijkenis zien ;-) .

Het klinkt wellicht heel vreemd dat ik de titel van Dwalen aan wil passen vanwege andere verhalen, maar eigenlijk is het best logisch. Dat ga ik jullie later nog wel uitleggen, omdat het een paar spoilers geeft. (Nee, het zal geen serie worden, maar gewoon allemaal op zichzelf-staande verhalen.)
Daarbij haat ik het als ik dingen onbewust overneem van andere verhalen, er blijkt een boek te zijn met dezelfde titel en dat vind ik niet fijn. Vandaar dus...

Ik hoop dat jullie de nieuwe cover mooi vinden :'), verder zal er niets veranderen. Aangezien deze titel nogal lang is en de afkorting (DddN) ook niet echt... prettig leest en spreekt, zal ik het nog steeds over Dwalen of Dwalend hebben wanneer ik erover praat in het kliederblokje of in real-life. Het is dus alleen, heel kinderachtig, voor mijn eigen gevoel.

Zodra ik weer een nieuw hoofdstuk heb, zal dit verhaal onder een spoiler verdwijnen en activeer ik dit gewoon nogmaals, maar dan met een andere titel. Geen overbodige lege hoofdstukken dus.


Dat is nu dus gebeurd. *yay*. Ik heb geen tijd op te praten, dus veel leesplezier!

Liefs,
Syeira.

‘Kom op, je kunt best vertellen, Mae. Als je het maar zachtjes doet,’ drong Jace aan. Ik was het niet met hem eens. We zaten met zijn tweeën in de eetzaal, nadat we door een paar soldaten met zachte hand waren gedwongen te lunchen met de rest van de Dwalingen, in plaats van met Nathaniël. Ze hadden het erover dat ze wilden zien hoe ‘we’ – lees: ‘Jace’ – het deden in de groep.
Daarnaast: Bloesem werd steeds groter en Adriënne kon geen borstvoeding meer geven. Ik had flesvoeding nodig. Volgens de Commandant was dat geen enkel probleem… als ik naar de eetzaal kwam, waar het klaar zou staan. Stelletje… Argh.
Lorain, die nog steeds op haar oude plek tegenover me zat, keek ons nieuwsgierig aan. ‘Wat kan je vertellen, Maeve?’
Ik wierp Jace een gefrustreerde blik toe. ‘Zie je nou wel? Ik kan het helemaal niet vertellen, hier, idioot. Niets, eigenlijk. Ik had een vreemde droom – heel erg blij dat dat niet op zaterdag was, trouwens – en die jongens zeuren al de hele ochtend door omdat ze het willen weten. Maar ik ga het ze niet vertellen. Zeker niet waar iedereen bij is.’
Ze trok een argwanende wenkbrauw op. Het mocht erg duidelijk zijn dat ze me voor geen cent vertrouwde, maar dat zou ze nooit onder woorden brengen. Niet nadat we samen de kabels hadden doorgeknipt en plannen hadden gemaakt. Plannen die ik, zonder het met de rest te overleggen, eigenlijk allemaal overboord had gegooid. Eigenlijk zou ik ze zo snel mogelijk moeten verbranden, voor zover ze op papier stonden, maar Camren had me gevraagd om ze eerst naar hem te brengen zodat hij ze digitaal kon maken en op kon slaan. Daarna moesten ze vernietigd worden. Niemand mocht hier achter komen. Niemand die we niet konden vertrouwen, in elk geval. Mensen als Lorain, bijvoorbeeld. Cade en Avery hadden beide een compleet betoog gehouden over hoe ongelooflijk dom we waren geweest dat we Lorain erbij hadden betrokken. Ze waren zo overtuigend dat ik me na een paar minuten een volslagen idioot vond dat ik er überhaupt over had nagedacht, laat staan dat ik haar al die dingen had toevertrouwd.
Jace keek beteuterd en wijdde zich toen toch maar aan het eten van zijn gruwelijke lunch. Eerlijk is eerlijk: ik had het eten in de ‘gezellige eetzaal’ absoluut niet gemist. Verre van, zelfs. Ik ging bijna weer over mijn nek toen ik het zag en naar binnen wilde schuiven. Toch, als ik naar mezelf keek, had ik het nodig. Ik was teveel gewicht kwijtgeraakt, vel over been. Ja, ik kreeg extra porties wanneer ik kwam douchen in het hoofdkwartier, maar dat stelde niets voor met wat ik thuis kreeg. Zelfs al was dat het grootste deel van de tijd rubberachtig roerei.
Gruwelend nam ik een hap. Ik probeerde weerstand te bieden aan de neiging alles meteen weer uit te spugen, wat aanvankelijk niet leek te lukken, maar uiteindelijk toch slaagde. Ik bleef op die manier eten, terwijl ik zo min mogelijk keek naar wat er nu in mijn buik rondzwom. Zo at ik mijn hele bord leeg. Het was meer dan ik kreeg in de cel, bleek al snel, want ik was minder hongerig dan normaal. Een paar anderen wierpen me vreemde blikken toe toen ik hun nog niet helemaal leeg geschraapte borden vastgreep en de restjes naar binnen werkte. Ik negeerde ze en lachte een beetje naar Jace. ‘Het is al een tijdje geleden dat ik zoveel kreeg…’ mompelde ik verontschuldigend.
Hij fronste een heel klein beetje, maar knikte toen. Waarschijnlijk dacht hij na over de onwaarschijnlijkheid dat de Commandant zijn eigen mensen uithongerde. Sorry voor het verpesten van je wereldbeeld, Jace, maar hij deed het echt. ‘Dat is… begrijpelijk. Geloof ik. Het maakt me eigenlijk niet echt uit, Maeve. Neem wat je wilt, als dat mogelijk is. Als je ook nog maar af en toe aan anderen denkt.’
Na die woorden was hij stil en wachtten we rustig tot we terug naar onze cellen gedirigeerd werden. De enige plek waar ik rustig kon praten, waar ik niet in de gaten werd gehouden. Maar het was nog geen tijd. Dit was nog even iets tussen mij, Avery en Cade.
Of toch niet. Jace was eerder bij de cel dan ik. Nog voor ik ook maar een voet op het hout kon zetten kreeg ik direct de volle laag. ‘Wat is dat wat je ons wilde vertellen?’ drong Nathan aan. Grom.
‘Jace!’ Ik keek woedend zijn kant op. ‘Ben je echt zo kinderachtig? Wauw, ik had je eigenlijk iets hoger ingeschat. Het spijt me dat mijn oordeel onjuist blijkt te zijn.’ Het bed kraakte gevaarlijk toen ik me erop neer liet vallen na Bloesem in haar eigen bed te hebben gelegd. ‘Ik heb jullie helemaal niets te vertellen. Althans: nu niet. Ik bepaald zelf wel wanneer wel.’
Natuurlijk kwam ik helemaal niet zo makkelijk van die jongens af. Ze waren allebei kampioen in zeuren, dus gaf ik me snel over. Ik biechtte alles op wat gisteren besproken was zodra de stalen deuren dicht waren gevallen. Dat Camren er was, en dat Avery en Cade me hadden meegenomen naar een plek waarvan ik nog steeds niet wist waar, net zoals dat ze me niet hadden willen zeggen wie ‘de oppermol’ was.
‘Ze waren eigenlijk best blij met ons werk. Cade had ons in de gaten gehouden, en Camren heeft mijn tablet een beetje gehackt, zodat hij alles wat we daarop planden kon volgen. De meeste soldaten vroegen zich al af waarom het netwerk plat lag, maar het kwam serieus niet in één iemand op om de kabels te checken, wat dan maar weer eens duidelijk maakt hoe stom ze eigenlijk zijn.’ Ik ratelde aan één stuk door nu ik eenmaal begonnen was en omdat niemand me tegenhield, ging ik gewoon door. ‘Ze kunnen de voorbereidingen die wij hebben getroffen goed gebruiken voor hun plannen. Bovendien…’ Ik twijfelde even: was dit wel goed? ‘Bovendien hebben ze mij, jullie ook, gevraagd te helpen.’
‘En wat heb je daarop gezegd?’
‘Ja, natuurlijk.’

Reageer (6)

  • Vibes

    Ik weet lekker wie de oppermol is (denk ik... Als ik ernaast zit lag jij me nu wss heel hard uit...)

    9 jaar geleden
  • Quies

    Tof hoofdstukje, ben benieuwd hoe dit verder zal gaan met de 'oppermol' enzo.. (:

    9 jaar geleden
  • Bellaen

    Jammer dat er al een boek is met de titel 'Dwalen', het paste goed bij het verhaal, maar 'Dwalend door de nacht' past er ook nog prima bij!

    9 jaar geleden
  • Quies

    Mooie cover!

    9 jaar geleden
  • _Jennifer_

    De nieuwe cover is echt mooi!

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen