4.3
Aurora
Michaël rolt over de vensterbank en laat zich op de grond glijden. Daar blijft hij hijgend liggen. Enkele minuten lang is er alleen maar het gehijg en verder stilte. Pas als ik zeker weet dat hij genoeg op adem is gekomen open ik mijn mond.
“Wat doe jij hier?”
“Begroet je me zo, prinses?” Hij gaat langzaam zitten en leunt met een onnatuurlijk rechte rug tegen de muur. Hij heeft pijn. De tekenen daarvan zijn makkelijk te herkennen voor iemand, die ze zo vaak mogelijk verbergt.
“Wel als je mijn kamer op die manier binnenkomt. Moet ik je ergens mee helpen?” Wat echt een heel dom excuus zou zijn om zonder iemands anders medeweten langs de muur omhoog mijn kamer in te klimmen.
“Nee. Ik kom jou helpen.”
“Michaël.” De zucht verlaat net niet mijn lippen. “Ik heb al gezegd dat ik geen hulp nodig heb.”
“Veel kom ik ook niet doen hoor. Alleen slapen.” Hij laat zijn blik door de kamer glijden en zijn blik blijft bij iets achter me hangen. “Is dat jouw bed? Ik dacht dat de mijne al groot was.”
“Verander niet van onderwerp.” Kil en hooghartig kijk ik hem aan. Mijn rug automatisch rechter makend ondanks de pijn. “Jij komt hier niet slapen. En zeker niet in mijn bed.”
“Dat weet ik, prinses.” Zijn pijn negerend staat hij soepel op. “Ik wil ook best op de grond slapen, maar hier zal ik slapen.”
“En waarom denk je in de naam van de goden dat ik dat toe zal laten? Dat is onbehoorlijk, Michaël.”
“Je krijgt me hier niet weg, Aurora.”
En daar heeft hij misschien een punt. Ik zou natuurlijk de wachters kunnen roepen, maar dan is de kans groot dat hij onthoofd wordt. Dat wil ik nu ook weer niet. Misschien dat Salazar-
Laat hem blijven, Rorie. Dan voel ik me geruster
Mijn koosnaampje in Salazars gedachten horend laat me beslissen. Net zoals de pijn in zijn stem.
“Je slaapt op de grond of de bank. Begrepen?”
Er zijn nog geen reacties.