4.1
Aurora
“Alice, we moeten opschieten.” De broek en het hemd zijn een stuk makkelijker uit te trekken dan een jurk. “Heb je al een jurk klaarliggen?”
“In de kleedkamer, hoogheid.”
“Dank je.” Alice helpt me al zo lang met aankleden dat ik naakt naar de kleedkamer durf te lopen zonder me ongemakkelijk te voelen. “Is het die blauwe? De koning vindt die mooi.”
De tussendeur van de zitkamer naar mijn slaapkamer vliegt open. “Laat ons alleen.”
Alice verdwijnt meteen stilletjes uit de kamer en laat ons alleen. Naakt en kwetsbaar kijk ik de koning aan. “Majesteit, ben ik te laat voor het eten?”
“Dit wilde ik voor het eten doen.” Achter zijn rug vandaan haalt hij de zweep. “Je luisterde vandaag niet, Aurora. In een broek meegaan met die schooier. Alleen. We hebben je beter opgevoed.”
Gelaten draai ik me om en haal mijn haar weg, zodat de rug bloot ligt.
Je bent niet alleen, Aurora.
Salazars geruststellende stem klinkt in mijn hoofd. Dit is de eerste keer dat iemand dat tegen me heeft gezegd. En hij heeft gelijk. Ik ben niet alleen zolang ik hem heb.
Door Salazars afleiding hoor ik de zweep niet suizen en krimp instinctief in elkaar als mijn huid wordt geraakt. Een vlammende pijn schiet meteen door me heen.
“Hou je rug recht.”
Dit keer hoor ik de zweep wel en vertrek geen spier als ik word geraakt.
Kom hier, kleintje.
Voordat ik er iets tegen kan doen trekt Salazar me naar zich toe. Het voelt net alsof onze geesten zich versmelten in zijn lichaam en het mijne niet meer bestaat. De pijn is volledig weg. Ik voel alleen het zachte gras onder mijn poten en de wind, die over mijn schubben strijkt.
Je bent veilig.
Salazar houdt me bij zich tot de zweep voor de laatste keer knalt. Dan laat hij me los en zweef ik terug naar mijn eigen lichaam. Het eerste wat me daar opvalt is de pijn, die door mijn rug heenschiet. Net had ik daar geen last van.
“Ik hoop dat jij je lesje hebt geleerd, Aurora. Kleed je om en kom eten.”
Verder maakt hij geen woord aan me vuil. De deur slaat dicht en wordt meteen weer geopend.
“Rorie…” Alice komt de kamer in en strijkt over mijn schouder. “Laten we je die mooie rode jurk aantrekken. Daar straal je altijd in.”
Het koosnaampje dat ze vroeger altijd voor me gebruikte toont aan dat ik er waarschijnlijk erger uitzie dan ik denk. “Dat is een goed idee, Alice. Het rood laat mijn haar sprankelen.” En verbergt de bloedvlekken, die hoogstwaarschijnlijk aan het einde van de avond door de stof heen te zien zullen zijn.
“Ik zorg dat er na het eten een heet bad voor je klaarstaat.” Vakkundig helpt ze me in de jurk en borstelt daarna snel mijn haar. “Ga nu eten en laat zien uit welk hout je gesneden bent.”
“Dank je, Alice.” Ik plak een glimlach op mijn gezicht en trek de rode schoentjes aan. “Echt heel erg bedankt.”
Al sinds mijn vader overleed zorgt Alice voor me. Al was ze toen zelf pas een jaar of dertien. Sindsdien is ze mijn speelmaatje, moeder en vriendin geweest. Of zoals nu mijn ruggengraat. Met rechte rug loop ik de kamer uit richting de eetkamer.
Er zijn nog geen reacties.