1.9
Aurora
Giechelen. Ik heb gegiecheld. Schichtig kijk ik om me heen. Er hoort hier verder niemand te zijn, die het gehoord kan hebben en het doorverteld aan de koning. Maar dat kan je nooit zeker weten. Mezelf al berustend in het lot kijk ik naar Michaël, die me verbijsterd aan staat te kijken.
“Je bent dus toch niet de ijsprinses.”
Ijsprinses? Denken mensen zo over me? Ik weet nu niet of dat een compliment is, omdat ik de façade zo goed kan ophouden of een belediging. Het beste is om er niet op te reageren.
“Salazar en Nyx kunnen hier slapen als zij willen.” Ik geef een kort knikje naar de draken. “Dit is het oude verblijf van Núria, de draak van mijn vader. Het zal binnenkort gerenoveerd moeten worden, maar het zou nog moeten voldoen. Er is ook een slaapplaats voor u Michaël, maar u kunt ook in het paleis slapen als u dat liever heeft.” Ik wacht niet op een reactie en loop om het gebouw heen naar het drakenbad. “De draken kunnen zich hier opfrissen. Het was erg stoffig in de arena. Michaël, u-“
“Prinses, ik blijf liever hier.”
Emoties wervelen door me heen. Irritatie, nieuwsgierigheid, maar vooral verbaasdheid dat hij me heeft durven onderbreken. Eventjes weet ik niet wat ik moet doen, maar de opvoeding neemt het snel weer over. “Als u dat wilt. Excuseren jullie mij.”
Na een bevallig knikje met mijn hoofd draai ik me om en loop in de richting van het paleis.
“Prinses! Kom je nog terug?”
De verbazing moet wel van mijn gezicht af te lezen zijn als ik me kort omdraai om hem aan te kijken. “Natuurlijk.”
Sneller dan gewoonlijk loop ik daarna over de paden van het paleis naar mijn kamers. Elke keer dat ik langs een raam loop de impuls negerend om naar buiten te kijken. Vanuit mijn slaapkamer zou ik hen ook moeten kunnen zien en dat is meer privé.
Ik rond net een bocht als ik tegen iemand op bots. Omdat ik hoger sta dan veel anderen in het paleis wacht ik op excuses en als die niet komen sla ik mijn ogen op.
“M..majesteit. Mijn excuses.”
“Aurora.” Het geluid van een zweep, die tegen leer slaat klinkt in mijn oren luid, duidelijk en bedreigend. “Ik zocht je net. Zou ik mee mogen lopen naar jouw kamers?”
“Natuurlijk, majesteit.”
Mijn ogen dwalen af naar de zweep in zijn handen en de littekens van vorige week beginnen weer te schrijnen. Wat heb ik fout gedaan?
“Je knielde voor de draak, Aurora.” De deur van mijn kamer slaat met een zachte klap dicht, maar in mijn oren klinkt het als een kanonschot. “Alice, maak de prinses haar jurk los.”
Mijn kamermeid schiet meteen toe en maakt snel en efficiënt de snoeren van mijn rug los om daarmee de huid te ontbloten. Voordat ze zich terugtrekt knijpt ze bemoedigend in mijn schouder. Iets wat me het laatste zetje geeft om mijn rug nog rechter te houden.
“Ik zag je lachen met die jongen, Aurora.”
De koning loopt om me heen. Het suizen van de zweept waarschuwt me, zodat ik niet ineen krimp als die mijn huid raakt.
“Je weet dat ik dit niet leuk vind, Aurora, maar je moet net als wij leren hoe je je moet gedragen.”
De zweep suist weer en lijkt precies de plek te raken, waar hij de laatste keer ook landde. Withete pijn schiet door mijn ruggengraat omhoog, maar ik blijf staan. Ineenkrimpen is nog een teken van zwakte en zal alles alleen maar erger maken.
Er zijn nog geen reacties.