Hoofdstuk 10
Meria
Ik liep door de gangen toen ik een vrouw met donkerpaars haar op me af zag lopen. Ze glimlachte vriendelijk. “Gaat alles wel goed?”
“Ja hoor.” Ik glimlachte terug. Ze was de enige die altijd aardig deed tegen me. Waarom wist ik niet. Ik had nooit les gehad van haar. Ze leek betrouwbaar, maar om nou alles aan haar te vertellen... Ze staarde me aan. Het was maar kort, maar toch voelde het alsof ze dwars door me heen keek. Het gaf me de kriebels. Ik kende het van Dylan en Alexander, maar dit voelde anders. Toen knikte ze en liep ze door. Ik ging in een raamopening zitten, ademde diep in en nam een hap van mijn eten. Nadat ik het had opgehaald, had ik besloten om niet in de kantine te gaan zitten. Dan was er geen reden om met Star te gaan praten. Bovendien, of ik nou hier of in de kantine zat, ik zat toch alleen, dus veel maakte dat toch niet uit.
Ik zag verderop een lichtflits en liep er op af. Nieuwsgierigheid voor alles buiten Star kon toch geen kwaad? Twee jongens stonden een eindje verderop. Ze waren één of twee jaar jonger dan ik. “Ik zei het toch!” zei de persoon met rood krullend haar. Ik ging tegen de muur aan staan en besloot te blijven kijken.
“Doe nog eens!” riep de zwartharige jongen. De roodharige jongen knikte en vatte vlam. Echt zijn hele lichaam was bedekt met vlammen, maar hij riep niets en rende niet weg. In plaats daarvan schoot hij een vuurbal door de schoolhal. De vlam ging mijn richting op. Ik bleef staan. De vlam bleef met dezelfde snelheid door razen, ging toen rakelings langs me heen en doofde. Daarna doofden de vlammen om de jongen heen, zodat hij weer een normale jongen leek.
“Cool!” vond zijn vriend. Hij had me blijkbaar nog niet gezien. De andere jongen wel. Hij keek me geschrokken aan, maar leek wat te ontspannen toen ik grinnikte. Deze jongen had me geïnspireerd. “Ik zag je niet...”
Ik haalde mijn schouders op en stapte van de muur weg. “Overkomt me wel vaker.”
Op dat moment kwamen er wat eerstejaars zombies onze kant op rennen. Een oudere jongen stuurde lachend een straal op ze af, maar miste. Toch bleef hij proberen. Ik sloeg mijn armen over elkaar.
Toen de zombies langs de jongens waren gerend, vatte de roodharige jongen weer vlam. “Laat ze met rust!”
“Of wat? Alsof jij er wat aan kan doen!” Hij schoot opnieuw een straal, deze keer op de vuurjongen die – inclusief vlammen – stil bleef staan. Stokstil. De pestkop liep lachend op mij af. De zombies hadden zich inmiddels achter me verscholen.
“Ik zou maar luisteren naar hem...” Ik hoorde de woede in mijn stem, maar deze keer deed ik niets om het tegen te houden. De jongen rolde met zijn ogen en bleef lopen. Ik kneep mijn ogen samen en ineens stond de jongen in zijn onderbroek. Hij slaakte een gilletje. Vlug rende hij weg. De zombies grijnsden lichtjes en liepen rustig terug, richting de kantine. Het enige meisje bleef bij me staan en keek me nog even aan. “Dankje...”
Ik glimlachte naar haar. De zombies keken nog even behoedzaam naar de jongens die er al eerder waren, voor ze de bocht om gingen. De donkerharige jongen raakte de vuurjongen aan. “Gaat het? Kan je me horen?”
Langzaam liep ik op ze af. Ik raakte een stilstaande vlam aan. Het was niet heet, maar ook niet koud. Ik dacht aan alle lessen die we hebben gehad. Hadden we het ooit over zoiets gehad? Ik kon het me niet herinneren.
De paarsharige vrouw kwam er al snel aanlopen. “Hij beweegt niet meer!” zei de jongen. De vrouw glimlachte enkel en legde een hand op de roodharige jongen. Vlug haalde ze hem er vanaf. “Er is maar één iemand die de tijd kan manipuleren... Ik zal er voor zorgen dat hij gestraft wordt.” Ze liep verder. De jongen keek haar verbaasd na. Ik verplaatste mijn blik naar de andere jongen. De vlammen begonnen te bewegen. Eerst langzaam maar toen steeds sneller. De jongen knipperde met zijn ogen en langzaam verdwenen de vlammen om hem heen. “Wat is er gebeurd?”
“Die eikel heeft je behekst, of... hoe hij het ook deed. Je was bevroren!”
Luid pratend liepen de jongens weg. Een lichte steek ging door me heen toen ik alleen achterbleef, ook al wist ik dat dit het beste was. Ik ging net tegen de muur aan zitten toen er een knal klonk, gevolgd door gelach. Ik keek richting de kantine, maar daar zag ik alleen een rat vandaan komen, die rende alsof hij een kat had gezien. Hij bleef voor me staan, piepte en klom toen via mijn broek naar boven. Ik zuchtte. “Waarom ben jij niet bij Nike?”
De rat piepte. Ik liet hem op mijn hand klimmen en ik aaide hem met mijn andere hand over zijn hoofdje. “Dat moet ik maar eens laten vertalen...”
Ik liep naar de kantine, recht op Nike af. Ik probeerde de andere aanwezigen te negeren – hoewel dat niet zo lastig was. Het was stil. Onheilspellend stil. Zelfs Alexander hield zijn mond, al grijnsde hij wel naar me.
Ik tikte Nike aan. Hij keek me verbaasd aan. “Meria?”
“Ja, ik zit nog steeds op deze school...” Ik stak mijn hand uit. De rat liep vlug over naar Nike en verdween in zijn tas. “Ik kwam hem even terugbrengen... En nee, ik heb hem niet gestolen. Hij kwam ineens op me af rennen in de gang.”
Nike keek verbaasd van zijn tas naar mij. “Net was hij er nog...”
Ik haalde mijn schouders op. Toen draaide Nike zich om en keek hij naar de persoon die inmiddels bij ons was gaan staan.
Reageer (1)
oei wie is dat?!
1 decennium geledenLeuk hoofdstuk!
Die vlammen zijn cool!
En het is knap hoe je voor Star alles wereldvreemd laat lijken.
En voor Meria alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat iemand in vlammen opgaat.
Nice gedaan!
Snel verder!!!