Aurora

De trilling van mijn handen is te verbergen in de plooien van de jurk, maar ik weet zeker dat iedereen de pure angst in mijn ogen kan lezen. Ik durf niet eens opzij te kijken naar de koning. Bang voor zijn reactie en de bijbehorende woede. Omkijken is ook een extra zwakte die ik me niet kan veroorloven.
Daarom blijf ik stoïcijns naar de draken staren, die midden in de arena aan het vechten zijn. Toon geen zwakte. De kleinere draak blijft uiteindelijk liggen. Pas na wat toestemming lijkt vliegt hij weg terwijl de andere draak triomfantelijk brult om daarna ook weg te vliegen.
Deze keer heb ik geen teken nodig om te lopen. Uit mezelf loop ik richting het midden van de arena. De koning blijft halverwege staan en de rest van het stuk loop ik alleen. Ik voel de honderden ogen in mijn huid branden. Het allerliefste zou ik nu rennen voor mijn leven. Weg van hier. Of overgeven. Over een paar minuten is het voorbij en kan je terug naar je normale leven. Precies in het midden van de arena blijf ik staan en kijk naar de grootste draak. Hij is overduidelijk de leider op dit moment. Tegelijkertijd neigen we ons hoofd. Elkaar het respect betonend dat we verdienen.
Daarna beginnen de martelende minuten wachten. De zon schijnt fel op mijn haren neer en al snel wordt het warmer dan warm. Toch blijf ik staan waar ik sta en beweeg geen centimeter. Dit zal snel voorbij zijn en dan zal weer het oudste kind van het oudste kind van het oudste kind van het oudste kind van het oudste kind van de eerste rijder niet gekozen zijn.
Ik draai mijn hoofd niet om als de mensen op de tribune opeens naar adem snakken. Mijn ogen blijven strak op de schubben van de groene draak gericht. Terwijl ik het draaien van mijn maag negeer worden die groene schubben vervangen door grijze. Bij elkaar vormen de schubben een draak, die de kleur van rook heeft.
Zijn oogleden gaan langzaam open en dicht als hij op me afloopt en vlak voor me blijft staan. Van zo dichtbij is pas te zien hoe groot hij eigenlijk is. Zelfs als ik dubbel zo groot was als ik ben zou ik nog niet boven hem uit komen.
De draak buigt zijn hoofd bijna gracieus naar beneden, totdat we elkaar recht aankijken. Mijn ademhaling blijft hetzelfde tempo aanhouden al onderdruk ik de neiging om naar adem te happen. Voor wat een eeuwigheid lijkt kijken we elkaar aan, totdat hij zijn hoofd opricht. Ik wil al vanbinnen opgelucht ademhalen als zijn ogen rood opgloeien en er opeens een vlam van vuur uit zijn muil komt. Recht op me af. Zelfs al had ik weggerend dan nog zou ik niet snel genoeg zijn geweest om het te ontwijken. Een lid van de koninklijke familie toont geen zwakte. De stem van mijn oom wordt steeds herhaald in mijn hoofd. De vlammen kronkelen om me heen en waar net nog de draak stond is alleen maar vuur te zien. Ook al kan niemand mijn familie het zien toch sluit ik mijn ogen niet. De dood kan je beter recht in de ogen aankijken. En deze dood zal sneller en pijnlozer zijn dan wat mijn straf zou zijn als ik zwakte toon.
De vlammen sterven langzaam weg. Ik kan de draak weer zien. Hij staat precies waar hij stond toen de vlammenzee begon. Een arrogante uitdrukking op zijn gezicht.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen