Foto bij Hoofdstuk 71

Lieve lezers,

First: I think I owe you guys some excuses. Het spijt me echt ontzettend dat ik zo lang niet geschreven heb (3 f*cking weken, ow, zo erg).Het spijt me echt ontzettend en ik hoop natuurlijk dat het nooit meer zal gebeuren, maar eigenlijk denk ik dat het de komende weken nog zo zal gaan. Deels omdat ik toetsweek heb (deze week ook al, daarom... tja... dat is 1 reden waarom ik zo weinig heb gedaan), deels omdat ik moet werken en op vakantie ga naar Engeland, en deels omdat ik helaas een kleine Writer's Block opgelopen heb. Shit, ja, nogal.

In elk geval: hier is nog een stukje. Heel erg sorry, nogmaals. Het spijt me echt ontzettend.

Nu laat ik jullie weer met rust. Veel leesplezier!

Liefs,
Syeira.

Langzaam duwde ik mezelf omhoog. Ik stond nog steeds in het donker, dus ze kon mij niet zien. Zij was nu echter wel volledig zichtbaar voor mij. ‘Maeve, ik weet dat je er bent. Ik kan je horen. Kom alsjeblieft tevoorschijn, ik heb niet de hele nacht de tijd. Je weet best dat het op gaat vallen zodra ik te lang weg ben.’
Ik trok mijn pistool uit mijn broekband en duwde de veiligheidspal eraf. Met de loop op Avery’s voorhoofd gericht stapte ik achter de planten vandaan. ‘Ja, dat weet ik.’ Mijn kaken waren op elkaar geklemd van de stress die door mijn lijf gierde. Wat als ik de verkeerde keuze gemaakt had? Stel dat dit toch een test was en ik niet had moeten komen…
Avery verstijfde even. Met haar blik op het wapen in mijn handen gericht greep ze naar iets achter haar. Toen ze een mes tevoorschijn haalde schrok ik me dood, maar zodra ze hem op de grond legde en hem naar de lege ruimte tussen ons in schopte, kon ik wel in elkaar zakken van opluchting.
Ze hief haar handen. ‘Echt Maeve, ik beloof je dat ik je niet aan zal raken. Ik zweer het op mijn leven, ik zal je geen pijn doen.’
‘Ben jij de mol?’ vroeg ik. Ik wilde bevestiging, vooral omdat mijn verdenkingen uitgingen naar iemand anders. Avery was nog steeds een goede tweede, maar eigenlijk meer een hulpje van. Het brein achter alles… nee.
Ze glimlachte, liet haar handen zakken en haar lippen weken uiteen om antwoord te geven op mijn vraag. Ten werd er iets zachts over mijn ogen getrokken en werd mijn blikveld zwart.

‘Maeve? Ben jij dat, Maeve?’ De zachte stem kwam maar net boven het geschuifel van voeten uit. Ik had voor mijn gevoel kilometers gelopen, al wist ik logischerwijs nog wel te vertellen dat het nog niet eens driehonderd meter kon zijn. Ik kon natuurlijk niet zien wie het was, maar ik wist het wel. Ik kon het horen, ik zou die stem uit duizenden kunnen herkennen. En ik had nu heel erg de neiging om het uit te gillen.
Camren. Wat deed hij hier? Waar was ‘hier’ überhaupt?
Had de Regering hem opgepakt en in een centrum gestopt? Veroordeeld tot een langzame, pijnlijke en eenzame dood. Als dat zo was, had ik nog wel een appeltje met ze te schillen.
‘Ja, Cam, ik ben het. Auw! Man, blijf met je tengels van me af.’ Een paar scherpe nagels duwden tegen mijn hals toen ik in een stoel geduwd werd, waarop ik uithaalde. De blinddoek werd voor mijn ogen weggehaald en ik knipperde tegen het plotselinge licht van de tl-buizen. Mijn broertje zat recht voor me achter een computerscherm. Toen ik om me heen keek zag ik Avery en Cade tegen de muur staan. Cade wreef over een rode vlek op zijn hand in de vorm van een paar vingers. Oeps.
Avery deed weer een stap naar voren. ‘Maeve, ik kan me voorstellen dat je nu verontwaardigd bent en het vertrouwen wat je had nu… weg is. Dat is logisch, maar ik wil je wel vragen zorgvuldig te luisteren naar wat we te vertellen hebben voor je conclusies gaat trekken. Is dat goed?’
Ik knikte. Wat kon ik anders.
‘Goed, dan gaan we beginnen. Het kan een lang verhaal worden, maar we zullen wel moeten. Ten eerste: wij zijn geen van allen de mol. Er ís wel een mol.’ Avery keek me indringend aan.
Cade gniffelde. ‘Ik noem hem de oppermol, omdat we het toch allemaal wel een beetje zijn. Maar hij was de persoon die ons uiteindelijk rekruteerde. En hij maakt de plannen, wij voeren ze uit.’ Die uitspraak leverde hem een strenge blik op van Avery, maar dat mocht de pret niet drukken.
‘Hoe dan ook, de mol bestaat niet zonder reden. We werken inmiddels alle drie voor dezelfde organisatie. De naam daarvan ga ik niet noemen, gewoon voor de zekerheid. En…’
‘Net zoals je de echte mol nog geen enkele keer bij naam hebt genoemd en hij kennelijk ook weigert mij persoonlijk over deze kwestie te spreken, maar het niet erg vindt om mij cryptische briefjes te sturen met veel teveel, en tegelijkertijd veel te weinig informatie?’ onderbrak ik haar.
Cade grinnikte. Avery fronste. ‘Misschien. Hoe dan ook… Uhm, waar was ik?’
‘Bij dat de mol niet bestaat zonder reden,’ bracht Cade in.
‘Goed. Juist ja. Ah, we zijn er zeker niet zonder reden. Zoals elke organisatie hebben we een doel voor ogen. Ik denk dat je wel kunt raden wat dat is. Het ligt nogal voor de hand.’ Ze hield haar hoofd een beetje schuin, verwachtte duidelijk een antwoord.
‘Jullie willen Dwalingen een beter leven bieden, niet?’
Cade knikte. ‘Heel kort gezegd, ja. Er zit een groter plan achter, maar dat is wel zo’n beetje de samenvatting die ik er altijd voor gebruik als ik het aan nieuwelingen uit moet leggen, zoals je broertje.' O ja, die was er ook nog. 'We hebben een plan gekoppeld aan dat doel en daar hebben we mensen voor nodig. We hebben een vestiging gevonden die we als eerste willen… binnenvallen. Ook die vestiging is redelijk voorspelbaar, eigenlijk…’ Hij lachte ongemakkelijk. Arme Appel.
Het was dus hier. ‘Ja, dat lijkt me wel. Een gokje: jullie hebben mij nodig. Waarom…’ … in godsnaam? Wat had ik, een nietige studente, toe te voegen aan dit plan? Waarom kon niemand mij gewoon met rust laten en mijn eigen keuzes laten maken? De hele wereld leek erop gebrand te zijn om mij dwars te zitten en keuzes te laten maken. Ik werd er gek van. Niets leek simpel te kunnen. Dacht ik het ene pad in geslagen te zijn, was er ook dáár weer een splitsing in de weg. Maar ik dacht eigenlijk, om heel eerlijk te zijn, niet dat hier een ontkomen aan was. Niet nu ik twee leden van het ‘genootschap’ had ontmoet. Zeker niet omdat ik ze kende en, nou ja, dit niet zo snel meer zou vergeten.
Dit was geen pad. Dit was een rivier, en ik naderde een waterval. Ik kon dit niet ontwijken, ik werd er gewoon naartoe gesleurd en ik had geen idee of ik zacht of hard zou landen.
Shit man.

Reageer (3)

  • Bellaen

    Volgens mij is Camren ook deel van dat clubje. Jammer van je writers block, damn!

    9 jaar geleden
  • Quies

    Mooi geschreven, ik verdacht Avery al (:
    En Cade ok, dat had ik eerst niet gedacht maar hij komt niet echt als een verassing zeg maar, ik vind het wel interessant dat er een hele organisatie blijkt te zijn ^^ Benieuwd hoe het nu verder zal gaan :)

    9 jaar geleden
  • Vibes

    Jordan is de oppermol, maar dit is wel een onverwachte wending.

    9 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen