Hoofdstuk 13
Stropels riep naar Witpoot. Nee, Witpoot, wacht! Maar het was al te laat. Witpoot werd de zonnerotsen ingetrokken door een of ander wezen. Help! schreeuwde Witpoot. Stropels beval Doornklauw te blijven wachten in de struiken, terwijl hij op onderzoek uitging. De bleekrode kater trippelde heel zachtjes naar de zonnerotsen en sprong erop. Hij ging richting de plek waar Witpoot zojuist in was gesleurd. Witpoot? Fluisterde hij zachtjes. Ben je daar? Er klonk een kreet van angst uit de rotsen. Stropels ging erheen, maar hij was niet voorzichtig genoeg. Voor hij het wist, werd ook hij meegesleurd naar binnen. Daar hoorde hij Witpoot en Muisbont, die gevangen zaten in een hol met een steen ervoor. Zo, wie hebben we daar? Zei een gemene stem. Stropels draaide zich om en zag een grote zwart-witte kater staan. Die had hem waarschijnlijk meegesleurd. Ben jij niet Stropels? zei hij vals, en hij lachte. Hee, Scheur, we hebben nog een gijzelaar. Stropels hoorde gesnor en er kwam een donkergrijze kater aanlopen. De scheuren zaten in zijn oren, en zijn vacht was niet verzorgt. Stropels rook dat het een andere Clan was. Geen woudkatten, maar van de Hoogstenen. Daar had Stropels die geur al eens eerder geroken, en volgens Vuurster was dat de RotsClan. Het was een Clan vol gemene, wraakzuchtige, onverzorgde katten. Katers en vrouwtjes. Stropels vroeg angstig: wat gaan jullie met ons doen? Hij rilde. Nou, wat denk je? zei de zwart-witte kater, die Berg heette. Jullie zijn gijzelaars, natuurlijk! Muisbont en Witpoot rilden van angst toen ze dat hoorden, net als Stropels. We ontvoeren jullie, net als een andere zwart-witte kater, en een pikzwarte kater met een paar witte vlekjes. Ze beweerden dat ze Rogge en Ravenpoot heten. Stropels werd nog angstiger. Rogge, Ravenpoot! Ze zijn ook ontvoerd! Dacht hij bij zichzelf. Oh nee! Hij dacht dat Witpoot en Muisbont ongeveer hetzelfde dachten. Hij slaakte ineens een kreet. Doornklauw!!! Riep Stropels. Ga terug naar het kamp en waarschuw Braamklauw!!! He, wat was dat? Zei Berg. De katten hoorden geritsel in de struiken. Scheur! riep hij. Ga erachteraan, en probeer hem te vangen! Scheur stormde het hol uit, terwijl Berg achterbleef met de gegijzelde DonderClankatten.
Doornklauw racete door het woud, met Scheur op zijn hielen. Hij probeerde hem af te schudden. Doornklauw sprintte zo snel hij kon, allemaal bochten en zigzagweggetjes. Hij stormde het kamp in. Hij hoorde niets meer, gelukkig. Scheur was afgeschud.
Er zijn nog geen reacties.