Hoofdstuk 4.

Vuurster en Grijsster deden hun oproep. "Wij, Vuurster en Grijsster, leiders van de DonderClan, doen een beroep op onze krijgervoorouders om op Witstorm, de commandant van de DonderClan neer te kijken. Iedereen mocht hem graag, maar hij is gestorven voor zijn Clan. We zullen om hem rouwen." Alle katten bleven een tijd stil. Witstorms partner, Muisbont, zat te huilen bij zijn lichaam. "Maar het is nu bijna Maanhoog, dus we zullen nu onze nieuwe commandant benoemen.'' ''Het zijn er zelfs 2.'' ''Ik benoem Zandstorm en Loofpoel tot de nieuwe commandanten van de DonderClan." Vuurster en Grijsster sprongen van de hoogsteen af. Zandstorm en Loofpoel gingen staan. Vuurster ging voor Zandstorm staan, Grijsster voor Loofpoel. Zandstorm likte Vuursters schouder. "Zandstorm, vanaf nu aan ben jij de nieuwe commandant van de DonderClan." zei Vuurster. Loofpoel likte Grijssters schouder. "Loofpoel, vanaf nu ben jij de nieuwe commandant van de DonderClan, samen met Zandstorm." "Bedankt, Vuurster en Grijsster," zeiden Zandstorm en Loofpoel. "Juich de nieuwe commandanten van de DonderClan toe!!!" riepen Vuurster en Grijsster. "Zandstorm, Loofpoel, Zandstorm, Loofpoel!!!" riepen alle katten. "Zandstorm en Loofpoel," zei Vuurster. "Jullie zullen vannacht waken over het kamp." "Eigenlijk is dat voor leerlingen die net krijgers zijn geworden, maar vanaf nu ook voor krijgers die commandant zijn geworden." "De bijeenkomst is beeïndigd." Alle katten liepen naar de prooihoop, om verse prooi te gaan eten. Zandstorm en Loofpoel gingen er ook heen. Ze pakten een waterrat en een duif, en ze namen hun plaats in, midden in het kamp. Ze aten snel hun prooi op, en toen gingen ze liggen. "Nu moeten we wachten en waken." zei Loofpoel. Vuurster kwam op hun aflopen. "Veel succes vannacht."