Foto bij Hoofdstuk 58

Lieve lezers,

Poe poe, eindelijk is deze ook klaar. Ik had weer wat moeite met dit stukje, omdat het grootste deel nutteloze informatie is, dus ik heb het voor mezelf wat... interessanter gemaakt. Nieuwe, onbelangrijke mensen met interessante verhalen zijn zo heerlijk om mee te werken.
Dus tja, geen nieuwe namen, alleen nog meer korte introductie van de situatie waarin Maeve zich nu verkeert en welke mensen ze zal ontmoeten.

O, en we hebben een dode XD

Verder: IK HEB VAKANTIE! Dus bereid je voor op heel veel stukjes. Mwuhahaha.

En toen had ik niets meer te zeggen. Ik hoop dat jullie het nog steeds leuk vinden met al die fillers en de eindeloze introductie op "het leuke deel", dus tja.

Veel leesplezier!
Liefs,
Idylle.

Ik koos een moment vlak voor het eten om te douchen. Ik verwachtte dat hier alles net zo stipt ging als het op school altijd geregeld was en calculeerde twintig minuten in voor het warme water. Dat moest ik ze nageven – ze hadden geen tijdklok ingesteld.
Ik droomde even weg onder de stralen en boende de zorgen van mijn huid af. Ik schrobde net zo lang tot mijn hoofd leeg was en de mogelijk achterliggende gedachten over het kruisverhoor verdwenen waren. Pas toen ik mijn zorgen naar achteren had kunnen schuiven in mijn hoofd, mocht ik van mezelf onder het water uit komen en weer kleren aantrekken. De soldaat die me naar de zaal had gebracht, had verteld dat het avondeten redelijk formeel was, dus trok ik geen uniform aan. In plaats daarvan koos ik voor een rode broek en een witte blouse. Ik keek een beetje af van de mensen op de rommelige bedden, die hier al langer leken te zijn. Zij deden eigenlijk allemaal ongeveer hetzelfde als ik. Dat gaf me – ondanks dat ze duidelijk niet blij waren met mijn komst hier – toch een beetje een verenigd gevoel.
Wegens het onvermogen mijn nog natte haren te vlechten, draaide ik ze in een knot. Daarna liep ik een eindje achter de grote groep aan, naar de grote eetzaal. Het was het lage gebouw wat het oude pand van vanmiddag verbond met de verblijven voor grote groepen. De lange muren waren van raket werend glas en de korte zijden van gewapend beton wat ons afsloot van het gerechtsgebouw en de slaapzalen zodra de deuren werden gesloten. Zo’n grote groep was natuurlijk een magneet voor terroristische aanslagen. Aanslagen veroorzaakt door misschien wel mensen met wie ik thuis omging van dag tot dag. De mensen waarvan de Regering dacht dat ik ze verdacht en martelde en op zou sporen om ze aan hen uit te leveren. Waarvan ik dacht dat ik dat nooit van mijn leven kon maken.
Die mensen, de Regeringsleiders van vanmiddag, zaten vooraan in de zaal. Hun grote ronde tafel was overladen met voedsel wat nooit opgegeten kon worden en stond op een verhoging met een touw eromheen. De leiders waren speciaal en dat moest benadrukt worden.
Ik stond een beetje verloren in de deuropening, op zoek naar Cade of iemand anders die ik kende. Uiteindelijk vond ik de eerste, of hij vond mij, dat is maar hoe je het wilt bekijken. Het kwam er op neer dat ik uiteindelijk bij hem aan tafel belandde, dat was het.
Cade was zonder twijfel de meest sociale van ons twee. In ieder geval de persoon die het eerst tot actie overging als het ging om het praten met mensen. Ik zat maar een beetje aan tafel en prikte in het eten wat op mijn bord lag terwijl ik luisterde naar de levensverhalen van de mensen om me heen.
De man schuin tegenover me had een lang litteken over zijn gezicht lopen. Het ontsprong iets boven zijn rechter wenkbrauw en liep vlak langs zijn ogen, over zijn neus en door de linker hoek van zijn lippen heen. Het eindigde ergens onder zijn kin. Ik kreeg er de kriebels van, maar daar stond tegenover dat hij geweldig kon vertellen en dat iedereen aan de tafel aan zijn lippen hing.
‘Toen ik een jaar of zeventien was – echt nog een groentje, maar dat moest je toen niet tegen me zeggen, hoor! – dacht ik dat ik alles wist. Ik dacht dat ik de koning te rijk was en dat ik alles aankon. Een adrenalinejunkie, zou je kunnen zeggen. En man, wat was ik arrogant, maar dat zie je pas als je wat ouder bent en je meer levenswijsheid hebt.
Op een dag, een paar weken na mijn eerste echte werkdag, ging ik vol goede moed de straat weer op. Ik voelde me geweldig. Het was koud, maar ik had er geen last van. De agenten kregen toen nog extra kleren – een jas gevoerd met nep bont, destijds.
Ik begon samen met mijn partner, een jonge vrouw, aan de dagelijkse ronde. Er zou niets gebeuren, dachten we, er gebeurde nooit iets op deze ronde. Dus na een paar kilometer verloren we onze concentratie. We begonnen ontspannen gesprekken te voeren over bezigheden in het weekend en de afgelopen paar dagen vrij.’ Hij keek even onheilspellend rond in de groep. Het eten stond koud te worden. ‘Er is een heel gemene hoek op de route, een heel kleine waar eigenlijk van alles en nog wat achter kan staan zonder gezien te worden vanuit en vrij groot gebied. Het was een gevaarlijke hoek, maar tot die dag hadden we er nog nooit last van gehad. Want datzelfde nadeel voor ons, was ook een nadeel voor de persoon die zichzelf verstopte. Die kon niemand aan zien komen en kon zich dus ook slecht voorbereiden op een mogelijke overmacht. Voor de persoon die er nu echter zat, was dat anders. Hij bleek later een soort röntgenzicht te hebben. Wat dat ook was: hij kon door de muur heen kijken en zag ons aankomen. Die gast had een mes en sprong achter de hoek vandaan vlak voor wij er omheen gingen. Het gebeurde allemaal heel snel. Ik stond het verst weg, dus ik had de meeste tijd om te reageren voor hij bij me was. Maar hij had mijn collega al te pakken. Hij had het hele lemmet in haar buik geduwd. Het was zo’n lang mes weet je wel.’ Hij spreidde zijn handen ongeveer dertig centimeter uit elkaar. ‘Ze gebruiken zo’n mes ook in de keuken om groenten mee te snijden. Een breed blad en als hij geslepen is, vlijmscherp. Deze was duidelijk geslepen. Hij ging helemaal in haar en volgens mij zag ik zelfs het puntje er aan de achterkant weer uit komen. Toen trok hij het mes er met een ruk uit en kwam op mij af.
Ik was inmiddels naar achteren gelopen en zocht naar iets om me mee te verdedigen. Als ik me niet vergis was die ronde de tweede die dag, en in de middag was niet de meest logische tijd voor een Dwaling om mensen aan te vallen. Ik was mijn wapen vergeten, niet slim.
Uiteindelijk vond ik op de grond een zware tak van een boom naast de straat. Ik pakte hem op en hoopte de Dwaling er een goede klap mee te kunnen geven, maar intussen was hij dichterbij gekomen. Hij had het mes al in de aanslag en haalde uit naar mijn keel. Ik dook weg, dus die raakte hij niet, maar ik kon niet verhinderen dat hij een flinke schram maakte over mijn gezicht heen.
Daarna liet ik de tak op zijn hoofd neerkomen, waardoor hij bewusteloos neerviel op de grond. Ik strompelde naar mijn collega toe en belde de centrale op om om hulp te vragen. Die kwam een paar minuten later aanzetten om de Dwaling te arresteren en mijn snee te verzorgen.’
Cade keek op. ‘Wat is er met uw collega gebeurd?’
De man met het litteken keek hem treurig aan. ‘Die overleed terwijl ze haar in de ambulance probeerden ze krijgen.’

Reageer (2)

  • Bellaen

    Oef, de eerste dode is gevallen.

    1 decennium geleden
  • Vibes

    Oké, je bent wel echt knap stom als je als Dwaling iemand aan gaat vallen. Sorry hoor, maar je moet je juist geheim houden. In je eentje kan je echt niet de regering stoppen hoor.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen