Foto bij Hoofdstuk 56

Lieve lezers,

Voor vandaag kunnen jullie misschien wel weer twee stukjes verwachten. (Iedereen: *yay*.) Want... tja... ik ben nog steeds ziek thuis! (Iedereen: *ahhwww*.)
Maar goed, voor vandaag weer een cryptische samenvatting XD:

H56, waarin:
Ons Hartelijke Zure Welkom. Vriendjespolitiek. Arme Appel. Een imposant gebouw. Kruimels. Domme, naïeve Maeve. De man met de zeis. Schunnige opmerkingen. En George.

Isn't it awesome :P .

Gezien ziek zijn helaas ook betekent dat je in die tijd relatief weinig ziet van de wereld, is er niet bijzonder veel nieuws te melden en wens ik jullie over een paar zinnen alweer veel leesplezier. (Zie je, ik kan de toekomst voorspellen.)
Maar eerst! Er is iemand die het tweede stukje van vandaag mogelijk maakt. Want helaas bestaat er voor mij ook nog zoiets als werk, en drukte. Mijn krantenwijk moet gewoon gelopen worden, maar mijn ouders kunnen niet helpen vandaag. Dus heb ik één van mijn lezers gevraagd om me uit de penarie te helpen (mwuhahaha, ik weet bijna zeker dat hij liever niet had gewild dat ik dit online had gezet XD). Dus iedereen: bedankt, onbekende lezer-die-zelf-heel-goed-weet-wie-hij-is! (Iedereen: bedankt!)

En toen: veel leesplezier!
Liefs,
Idylle.

De persoon die mijn vijand een gezicht zou geven, leek in eerste instantie een lange, pezige man te zijn met grijzende haren en blauwe ogen. Maar hij, de vent die nu waarschijnlijk al drie kwartier ongeduldig en stram in de houding op ons stond te wachten, bleek alleen ons ‘hartelijke welkom’. Met de nadruk op de aanhalingstekens, want ons welkom bestond uit een zuur gezicht en een preek over punctualiteit.
Gelukkig voor mij was het Cade’s schuld. Maar volgens Appel was het de schuld van de routebeschrijving.
Helaas voor hem was de routebeschrijving gemaakt door de secretaresse van de buurman van de broer van de neef van de vader van een schoonzus van een vriend van een Regeringsleider. Kortom: het was Cade’s schuld en ik was het brave soldaatje in opleiding wat een afspraak had met een eerdergenoemde Regeringsleider. Wat nou vriendjespolitiek?
Arme Appel.
Uiteindelijk begeleidde meneer Ons Welkom mij naar het majestueuze gebouw achter hem, terwijl hij Cade op het plein liet staan met mijn spullen en een tweede vage routebeschrijving.
Al slijmend en complimenterend, loodste hij me door een imposante hal, waar ik moeiteloos drie uur naar had kunnen staren zonder me ook maar een moment te vervelen. Alleen al de foyer was mooier dan ik me ooit had kunnen inbeelden. Het leek bijna heiligschennis om er doorheen te lopen zonder alles te hebben bewonderd. Iets wat alle zakenlui kennelijk al in hun systeem hadden gestampt – ik zag niemand opkijken van zijn of haar communicatie-apparaat. Wat dat dan ook mocht zijn.
Maar ja, wie had dan ook kunnen verwachten dat de rest van het gebouw nog veel mooier zou zijn? Zoals de lift, om maar even een voorbeeld te noemen. Aangezien we naar de 33ste verdieping moesten, had ik een paar minuten de tijd om het hokje in me op te nemen.
Het ontwerp moest honderden jaren oud zijn. Je moest op knopjes drukken in plaats van op een scherm tikken. Er was vloerbedekking – die vol lag met kruimels van broodjes en koekjes, maar dat deed niet af aan het geheel – en overal versiersels en spiegels. Het afscheid viel me zwaar, maar ik troostte mezelf met de belofte snel terug te komen.
Toen ik de lift uit stapte, veranderde de wereld. Alles werd strak en minimalistisch. Het verdrong de roze wolk in mijn hoofd en herinnerde me eraan dat ik hier was met een reden. Mijn nachtmerries hadden besloten dat zij mijn dromen niet alleen wilden terroriseren, maar ook mijn dagelijkse leven op de momenten dat de zon aan de hemel stond. Maar ze waren te lui om me op te komen zoeken in het centrum, dus ontboden ze me hier. Ze gaven een bevel, verbloemd met complimentjes over mijn creativiteit en moed. En ik – domme, naïeve Maeve – liep rechtstreeks hun val in. Maar wat kon ik anders? Ik was omsingeld.
In elk geval kreeg de beul in mijn hoofd, de man met de zeis en de capuchon aan de mantel, nu een gezicht. De capuchon werd van de cape af getrokken. Het licht scheen recht in de ogen van de vreemdeling.
De vreemdeling zat achter de deur aan het einde van de gang, werd me verteld. Er waren meer vreemdelingen, meer capuchons, meer mannen en vrouwen met een zeis, meer gezichten. De hand van Ons Welkom verdween van mijn schouder na me een zacht duwtje te hebben gegeven. ‘Succes,’ fluisterde hij. Hij stapte de mooie lift weer in. De deuren gleden dicht en ik stond alleen in de gang. Ik hoorde de lift zoevend naar beneden gaan. Achter me was nog een gang, geen trap. Ik kon niet meer ontkomen aan de ontmoeting met de gezichten.
Dus ik zette een stap naar voren. En nog een. Zonder al teveel geluid te maken, sloop ik naar de deur toe. Daar zoog ik een grote hap lucht naar binnen, in de hoop dat er wat moed in de atmosfeer verstopt lag en ik dat in me op kon nemen. Ik tilde mijn hand op, kromde mijn vingers en klopte aan.
Na wat schuiven met stoelen, onverstaanbare grapjes over wie er nu weer voor de deur kon staan en een paar schunnige opmerkingen, ging de deur van een kier naar helemaal open. Het eerste gezicht verscheen. Het gezicht wat ik voor de rest van mijn leven zou associëren met de Regering. Het was een pokdalige, pafferige man met een sigaret in zijn handen. Hij had bleke ogen en smalle lippen, tot een eigenaardige streep vertrokken. Deze man kende geen honger, had het nooit gekend. Het stond waarschijnlijk wel in zijn woordenboek, maar alleen als straf voor de ‘ongehoorzame burgers’. De mensen die hun eigen graf groeven.
Deze man was één van de mensen in het land die de gehoorzame burgers verhalen voerden, die hun levens beïnvloedde. Hij dacht dat hij dat bij mij ook kon doen. Dat hij dat had gedaan en dat hij driedubbel en dwars in die missie was geslaagd. Immers, tegen de adviezen van de tests in, was ik gegaan voor het ultieme beroep. Ik zou een fervent aanhanger van de Regering moeten zijn. Ik zou moeten willen helpen met het verkondigen van leugens. Maar dat deed ik niet. En dat wilde ik nog even geheim houden.
‘Ah, jij bent vast soldaat Salva.’ Hij nam een trekje en blies de rook uit richting het open raam. Jammer genoeg kwam er net een windvlaag voorbij, die de damp terug zijn gezicht in blies. Ik kon mijn lachen nog maar net binnen houden. Mijn gezicht bleef in de plooi.
‘Dat klopt, meneer…’
‘George,’ zei hij. ‘George Hannah, maar zeg maar George.’ Nee, dáár had ik zin in. Sinds wanneer mocht ik een superieure vijand bij de voornaam noemen? Hij was mijn oom niet. Waar ging het toch heen met deze wereld.
‘Goed dan, George. Aangenaam kennis te maken.’ Ik greep zijn half uitgestoken hand vast. ‘Maeve Salva. Ik moet zeggen, ik ben heel erg onder de indruk van het gebouw. Het is prachtig.’
‘Fijn om te horen. Hoe gaat het eigenlijk met je in het algemeen? We horen vrij weinig van je. Er zijn meer mensen die we in de gaten zouden willen houden, maar we moeten natuurlijk prioriteiten stellen. Belangrijke dingen eerst. Waarom ben je zo laat?’
‘De routebeschrijving liet hier en daar wat te wensen over, vooral als die steeds te laat werd opgelezen. Niets onoverkomelijks. Geen nare dingen.’
‘Prachtig, prachtig. Ga toch zitten.’ Hij schoof een stoel voor me naar achteren aan de andere kant van de kamer. Zo ver mogelijk bij de deur vandaan als maar kon. ‘We hebben je hier natuurlijk uitgenodigd met een reden. We zouden graag met je over een paar dingetjes willen kletsen.’
‘Zoals wat?’ Ik keek de kring rond. Allemaal mannen. Ik voelde me hier steeds minder op mijn gemak.
‘Ten eerste, natuurlijk, waar je dat interessante idee vandaan hebt om je stage opdracht tot een goed einde te brengen. Daarna over je verdenkingen tot nu toe, en als afsluiter zouden we je graag iets horen vertellen over wat je ervaringen zijn met de Dwalingen die je hebt ontmoet. Er is ons verteld dat je het met sommigen erg goed kunt vinden, en dat verbaasde ons een beetje.’
Lieve god… Zou je een sprong uit het raam van deze hoogte overleven?

Reageer (3)

  • Vibes

    Nee, dat zou je niet overleven. Maar als ze allemaal dik zijn, dan betekent het dat ze geen goede conditie hebben en ze makkelijk kunt vermoorde. Vervolgens zou je ze uit het raam kunnen gooien, waardoor hun dikke buiken een zacht kussen vormen als je uit het raam springt.

    1 decennium geleden
  • Fliine

    Nahw, toch nog zieker geworden dus?
    En ojee, ze hebben het toch niet door tussen haar en Nathan? En ze gaan 'm toch niks aandoen! Ohhhh

    1 decennium geleden
  • Quies

    Je hebt een aantal dingen echt goed beschreven in dit hoofdstuk vind ik ^^ zoals de routebeschrijving die gemaakt is door de secretaresse van de buurman van de ... meh en dat stuk over haar nachtmerries vind ik ook wel goed gedaan! En dan nog een paar dingen waarvan ik te lui ben ze terug te zoeken
    Kortom: het was een goed hoofdstukje, benieuwd naar het volgende!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen