Nurmanon - 12
Nurmanon rolde om en sprong overeind. De reus was niet zo snel. Nurmanon zat al bovenop hem, met zijn zwaard tegen de enorme nek. Enkele tellen keken ze elkaar in de ogen.
“Jij mij niet doden?”
“Dat valt nog te bezien,” zei Nurmanon, vooral om te verbergen dat hij geen flauw idee had wat hij nu moest doen. “Laten we een afspraak maken. Ik dood jou niet en jij valt geen ridders meer aan.”
“Ik dat wel willen, maar ik dat niet kunnen.”
“En waarom niet?”
“Ik hen niet aanvallen, zij mij aanvallen. Zij zeggen ik goud hebben, maar dat niet waar zijn. Zij mij niet geloven en aanvallen. Ik nooit hebben kunnen zeggen, ik niet willen vechten.” Daar moest Nurmanon even over nadenken. Hij was inderdaad hierheen gekomen om de reus uit te dagen, zonder er ook maar een moment bij stil te staan dat hij misschien niet wilde vechten!
“Je kan met mij mee komen en dan zal ik tegen de ridders zeggen dat ze je met rust moeten laten.” De reus deed zijn mond open, maar het duurde even voor er woorden uitkwamen.
“Ik met jou meegaan? Jij dat goed vinden?”
“Het is toch mijn idee? Kijk, als ik jou spaar dan ben jij mij je leven verschuldigd en die schuld kun je terugbetalen door mij te redden als ik in nood zit.” Er verscheen een denkrimpel op het voorhoofd van de reus.
“Ik denk jij gelijk hebben. Ik heel blij zijn jij mij niet doden. Ik graag iets terugdoen, maar jij echt niet erg vinden, ik meegaan?”
Reageer (1)
nee hoor! dat is helemaal niet erg! spring maar achter op mijn paar.... spletch....weet je laten we toch maar gaan lopen. en ze laten het platgedrukte paard achter op de weg.
1 decennium geleden