Nurmanon - 3
“Nurmanon! Komen!” Zijn grootvaders stem schalde over het erf. Nurmanon stopte met zijn spel.
“Ik kom!” Zo snel als zijn benen hem konden dragen, rende hij naar de boerderij. Halverwege vertraagde hij zijn pas. Soldatenpaarden… Vreemd, normaal was het er maar één en nu stonden er vijf… Vroeger was hij bang geweest voor de vreemde, gewapende man die op gezette tijden langskwam. Als het even mogelijk was, had hij zich verstopt, maar dat had zijn moeder niet leuk gevonden.
“Als hij je niet ziet, denkt hij misschien dat we niet goed voor je zorgen.” Dat was natuurlijk niet waar. Zijn moeder zorgde heel goed voor hem en in het hele land was er niemand liever dan zij. Dus daarna was hij altijd binnen gebleven als de soldaat kwam en had hij geduldig gewacht tot die klaar was met hem van top tot teen te bekijken. Daarna vertrok de soldaat weer en meestal kreeg Nurmanon dan iets lekkers of kocht zijn moeder stof voor nieuwe kleren.
Hij ging door de achterdeur naar binnen. In het midden van de kamer stonden vijf soldaten in wapenrusting. Zijn moeder zat in een stoel naast de haard en had duidelijk gehuild, zoals ze wel vaker gedaan had de laatste weken. Eigenlijk had ze elke nacht sinds zijn zevende verjaardag gehuild.
“Jongeheer,” begon een van de soldaten. Nurmanon knipperde met zijn ogen, niet goed wetend of het nu tegen hem was of niet. Het kon moeilijk anders, want zijn grootvader was al heel oud. Maar toch… ze hadden nog nooit eerder het woord tot hem gericht. De soldaat kwam dichter naar hem toe, zodat het duidelijk was tegen wie hij het had.
“We hebben de opdracht gekregen u naar uw vader te begeleiden, zodat u een goede opleiding kunt genieten.” Nurmanons ogen schoten naar zijn moeder en grootvader. Zijn moeder huilde weer, hoewel anderen haar nu konden zien.
“Het is goed, jongen,” zei zijn grootvader. “Het is zo afgesproken bij je geboorte. Je gaat naar het kasteel en je zult ridder worden.” Nurmanon zette een stap achteruit. Zijn grootvader legde een hand op zijn schouder.
“Je gaat nu bij je vader wonen, jongen.”
“Mijn vader?” Zijn grootvader knikte.
“Ga maar, je mag hem niet laten wachten.” Zijn moeder omhelsde hem.
“Het ga je goed, Nurmanon.”
Reageer (1)
aaaaaaah arme mama...
1 decennium geleden