I
De wereld aanschouwen als vanuit een luchtballon, hoog boven de wolken, zodat zij en de Aarde op een groot, donzig bed lijken. Dat is iets uit een droom.
Tessa heeft in ieder geval altijd gedacht dat zulke dingen alleen voor astronauten en ballonvaarders weggelegd waren en voor haar alleen maar in haar dromen zou plaatsvinden. Ze zou nooit zo hoog komen, behalve in een vliegtuig, waarin alles toch een stuk onwerkelijker lijkt. Het is dan meer alsof het toestel op de lucht rijdt dan dat het er licht en geruisloos doorheen zweeft.
Tessa heeft zich nooit gerealiseerd dat er ook een andere mogelijkheid zou kunnen zijn. Misschien komt dat doordat het ook nooit haar grootste droom is geweest om gewichtsloos rond te dolen in het luchtruim. Het heeft haar ooit gewoon een leuke ervaring geleken.
Ze komt overeind van het niets waar ze op ligt en kijkt om zich heen. Tessa voelt totaal geen verbazing wanneer ze om zich heen kijkt in het landschap dat uit zoveel kleuren bestaat dat het er wit lijkt. Ze kan niets van elkaar onderscheiden en ze lijkt gewichtsloos te zijn. Toch weet ze dat er meer is dan ze kan waarnemen. Het is alsof ze een extra zintuig mist.
De vraag waar ze is, komt niet in haar naar boven en ook niet hoe ze hier gekomen is. Er is niets verdachts aan deze omgeving, niets wat ze niet kent, hoewel ze hier nooit eerder geweest is. De plek is zo vertrouwd dat ze zich niet anders dan sereen en ontspannen kan voelen.
Haar ogen wennen wat aan haar omgeving en ze kan meer kleuren dan alleen het wit zien, hoewel Tessa ze niet thuis kan brengen.
Er komt voor het eerst een vraag in haar op als ze beseft dat ze niet alleen is. Ze heeft het idee dat ze zich nu pas bewust is van een nieuw zintuig dat haar vertelt dat zij haar omgeving met iemand moet delen. Het lijkt vanzelf te gaan, maar Tessa weet zeker dat ze het goed heeft.
‘Wie ben je?’ vraagt ze zonder zich om te draaien. Ze zit nog op haar knieën en raakt met haar vingers de lichte ondergrond aan. Haar tast lijkt te zijn verdwenen. Ook haar stem klinkt anders in haar oren. Tessa merkt dat ze hem alleen vanuit zichzelf kan horen.
‘Mijn naam is Archontes.’
De stem is die van een man en opnieuw denkt Tessa dat haar oren zijn uitgeschakeld en het geluid vanuit haar hoofd komt. Ze weet zich toch in de exacte richting te draaien van waar het stemgeluid vandaan gekomen is.
Er staat iemand van wie ze niet kan zeggen hoe oud hij is. Tessa kent hem niet en hij is ook het eerste vreemde aan de situatie waar ze zich nu in bevindt. Ze bekijkt hem daarom met argwaan en vindt het maar niets dat haar serene toestand zo abrupt ten einde is gekomen door de verschijning van deze jongen.
Zijn huid is glad en bleek en zijn ogen zijn zo donker dat de pupil niet te zien is. Tessa vindt hem er om die reden niet gezond uitzien. Alsof hij niet menselijk is.
Ze kijken elkaar een tijdje aan. Tessa heeft geen idee hoe lang en ze beseft ook nu pas dat dat ze niet weet hoe laat het is of hoe lang ze hier al is.
‘Sta op,’ zegt Archontes gebiedend. Hij kijkt haar doordringend aan, hoewel Tessa normaal nooit onder de indruk zou zijn geweest van zo’n blik.
Ze staat nu echter meteen op, omdat ze het gevoel heeft dat dat juist is en blijft Archontes’ blik vasthouden. Ze kan niet goed bepalen waarom en ze zou het ook liever niet doen als het niet zo belangrijk had geleken. Archontes heeft een imposant uiterlijk, hoewel zijn haar glad is en over zijn schouders hangt en hij simpel gekleed is.
Reageer (4)
Niceeee!
1 decennium geledenDit is echt prachtig.
1 decennium geledenEnough said.
Gaaf ^^
1 decennium geledenWauw!
1 decennium geledenEcht heel mooi geschreven