Foto bij Hoofdstuk 40

Lieve lezers,

Hoofdstuk 40 alweer. Het klinkt zo... lang. En tja, dat is het ook wel, 52.000 woorden. Als dit een boek zou zijn, op A5-formaat, zou ik nu op zo'n 252 pagina's zitten. Minstens de helft van de mensen op de middelbare school zou dat al teveel vinden om te lezen. ("Veel te dik...") En volgens mij kunnen we er wel alvast minstens 50.000 woorden aan vast lijmen, willen we een redelijk beeld krijgen over de eindstand.

Ik vind het grappig om te zien dat ik aan het begin van de hele rit zo'n idee had van: ik moet heel veel woorden schrijven en o-mijn-taart dat gaat me nooit lukken! *paniek* En nu heb ik zoiets van: bam! Ik kan in principe stoppen wanneer ik wil, ik moet er alleen een fatsoenlijk einde aan breien. Dat is zo geruststellend! (Maar maak je niet druk: ik ben van plan gewoon het hele plot uit te schrijven in dit verhaal, om vervolgens een - redelijk - gesloten einde te maken en geen vervolg te gaan schrijven.)

Hoe dan ook, lees lekker verder. (Begint het niet teveel op een soap te lijken? Dat is echt mijn grootste angst.)

Veel leesplezier!
Liefs,
Proza.

‘Hoe gaat het met je kaak?’ vroeg ik half-lachend. Een beetje gemeen, misschien, want ik had hem wel echt pijn gedaan. Maar ik kon het niet helpen, het zag er veel te grappig uit.
‘Prima,’ loog hij.
‘Het… spijt me.’ Nee, het speet me absoluut niet. Het was zijn verdiende loon, zelfs al had hij er duidelijk helemaal niets van geleerd – hij kwam nog steeds veel te dicht bij me staan. Het liefst had ik hem weer een klap gegeven, maar helaas, nu had ik geen geschikt excuus. Ik zou moeten luisteren naar wat hij te zeggen had. ‘Waarom wilde je me spreken?’
‘Voor het werk… Je bent van het lab overgeplaatst naar ziekenzorg. In het lab zelf is niet meer zoveel werk te doen nu alle monsters gecontroleerd zijn en alles.’
‘Wat zijn daar de resultaten van?’
‘Voor zover we konden zien zijn er op de 350 mensen die we hier zo ongeveer hebben, tweeëntwintig mensen die besmet kunnen zijn. Zij dragen in elk geval het virus met zich mee. Daarvan hebben er zeventien onlangs symptomen vertoond.’
‘Wat hebben jullie gedaan met die andere vijf?’
‘Die zitten ook in quarantaine.’ Zijn gezicht was uitdrukkingloos.
‘Goed. Wat wordt er van mij verwacht?’
‘Iemand haalt je op na de lunch en brengt je naar de ziekenboeg. Daar mag je medicijnen afmeten en samenstellen. Daarna infusen aanleggen, pillen geven en pleisters plakken.’ Toch bizar. In de ziekenhuizen waar ik altijd heen ging als ik een snee had, of toen mijn moeder was gevallen en haar arm heel erg pijn deed, mochten alleen gediplomeerde verpleegsters en artsen aan de medicijnen komen. Hier namen ze het een stuk minder nauw met de regeltjes. Raar.
Ik leunde tegen het hout van de cellen. Het praatje begon me écht te vervelen. ‘Goed, was dat alles?’ Laat me alsjeblieft weer terug naar mijn cel gaan, jij stomme… appel!
‘Nee, eigenlijk niet.’ Zucht. Het kon ook weer niet makkelijk, hè. De toon van zijn stem verraadde dat er een nieuw onderwerp aangesneden zou worden. Geweldig. ‘Vanavond komen er nieuwe Dwalingen binnen. Ze zijn schijnbaar een tijdje ondergedoken, ze hebben kennelijk geoefend met hun… gave… getver, ik haat dat woord.
Hoe dan ook: Jordan wilde eigenlijk niet dat wij erop gezet zouden worden, maar de autoriteiten waren het daar niet mee eens. Een goede oefening, zeiden ze. Zo’n lulkoek in ieder geval. Hoe dan ook: je moet komen helpen.’
‘Wat moet er mee gebeuren?’ Nu was ik één en al oor. In die hele maand dat ik hier was, was er geen nieuweling bij gekomen. Dit kon nog wel eens heel interessant worden.
‘Ze willen ze een paar dagen in volledig isolement hebben. Misschien een koelcel – er schijnt een pyromaan bij te zitten.’
We hadden koelcellen? Wa… maar… Waarom was mij dat nooit verteld? En dat was onmenselijk! Waar ging het toch heen met de wereld? ‘Dat geeft geen antwoord op wat ik wil weten, Cade,’ drong ik aan. ‘Wat moet ik met ze gaan doen? Vriendjes worden? Martelen? Als wie ben ik daar? Jouw mindere, of jouw collega?’
‘Collega,’ begon hij. ‘Ze zijn met drie, allemaal jongens en stuk voor stuk getraind en gevaarlijk.’
Jemig, dit was geen misdaadserie! Het draaide hier niet om kijkcijfers of drama, maar om efficiëntie, iets wat meneer Kompas-Appel kennelijk vergeten was. Waarom draaide hij om de brij heen? Ik wilde het verdorie weten.
Ik maakte een vragend gebaar. ‘Dus? Wat kan ik daar nou mee? Kom tot je punt, gast.’
‘Per Dwaling moeten er drie soldaten aanwezig zijn. Twee voor de escorte, één voor de controle en om bij te springen indien nodig. Ze willen dat wij de Dwalingen… begeleiden. Hun woorden, niet die van mij.’ Geloof me, man, je woordkeuze was wel het laatste waar ik me in interesseerde.
‘Prima, daar kan ik wat mee. En dan verder? Wat willen ze bijvoorbeeld met de medicatie gaan doen? Hebben ze al wat voor ze gemaakt, of moet dat allemaal nog naar het lab? Dan gaat het nog een poosje duren.’
‘Ze worden sowieso de eerste dagen gefixeerd. Ik weet niet precies wat ze willen met de medicijnen, daar hebben ze me nog niet over ingelicht.’ Oké, wellicht ging zijn woordkeuze me toch wel aan. Man, hij sprak alsof hij hier de baas was. Sinds wanner was de Commandant naast carrière ook nog eens Cade’s grote voorbeeld op het gebied van taal en woordkeuze?
‘Gefixeerd’. Hij zei het zo achteloos, bijna grinnikend. Alsof ze een dagje naar een pretpark gingen. Nee, alsof ze een hele dag in het pretpark opgesloten werden en daar alles konden doen wat ze maar wilden, zo lang ze maar lol maakten.
Ongevoelige klootzak dat hij was!
De aandrang de inmiddels vervagende groenige plek weer mooi donkerblauw te maken werd vlug sterker. ‘Dus mijn conclusie: ik moet mensen naar de ziekenboeg vervoeren, waar geen isolatiecellen zijn om ze vast te binden – want dat is het, je kunt er dure woorden voor verzinnen, maar dat veranderd niets aan wat je feitelijk doet – en dan… bloed afnemen om te laten onderzoeken. Dat is het? Geen ondervraging? Ze lijken mij, zeker als ze ondergedoken zaten, erg interessant om informatie bij los te peuteren.’
Cade knikte langzaam. ‘Prima, als jij dat wilt, regel ik wel voor je dat je die mogelijkheid krijgt.’
‘Dank je. Vergeef me, maar welke dag is het?’
‘Maandag, Maeve. Je hebt de zaterdagavonddienst gemist. Avery had eigenlijk een dag vrij, maar die heeft die jongen overgenomen. Daniel of zo? Hoe heet hij eigenlijk?’
‘Nathaniël,’ mompelde ik. ‘Hoe moeilijk kan het zijn. Mag ik weer naar binnen, ik wil me omkleden.’ En bij Daniel kijken, maar dat hoefde die idioot niet te weten.
‘Prima… Veel plezier.’ Met een brede grijns liep hij weg. Gevolgd door de dokter-soldaat, die een deel van ons gesprek had opgevangen toen hij in de deuropening van de cel stond. Het lokaal was al leeggestroomd. De ijzeren deuren werden dichtgegooid en een vriendelijke stilte daalde neer op het hout terwijl ik de cel in klom.
‘Was er nog iets gezegd over die snee?’
‘Niet zo specifiek. Hij zei dat ik straks maar met jou mee moest gaan naar de ziekenboeg. Daar konden ze het wel helen. Iets experimenteels, geloof ik.’
Dit was het punt waarop ik me besefte dat de Dwalingen eigenlijk alleen maar in leven werden gehouden om twee redenen. Eén: het was onmenselijk en niet te doen om ze allemaal dood te schieten. Zo zou de Regering alle sympathie van de burgers kwijtraken. Twee: gratis proefpersonen. Dwalingen waren menselijk, gelukkig voor mij, deels gelukkig en deels helaas voor de Regering. Maar omdat hun lichamelijke werking meestal niet werden aangetast door afwijkingen of talenten, functioneerden ze net als de mensen van thuis. Ze werden ook ziek, medicijnen zouden in principe hetzelfde effect moeten hebben. Dus waarom punten geven aan mensen, goede burgers, nuttige, nodige burgers, als we willoze slachtoffers hadden die toch niets anders konden. Misschien hoopten veel Dwalingen wel dat ze gewoon dood zouden gaan. Wilden ze, net als ik, niet meer leven zonder een functie te hebben voor dat leven.
Ik kon het me best voorstellen. Maar ik hoopte ook dat zo lang ik leefde, er niemand zou overlijden aan experimentele behandelingen.
Ik keek Nathaniël aan. ‘We verzinnen wel iets,’ zei ik. ‘Ik uhm… leen wel wat materialen van daar voor vannacht.’
Dingen die niet nog in de testfase waren.

Reageer (4)

  • Quies

    Ik heb trouwens even de proloog herlezen omdat, en ik vind het erg om dit te moeten toegeven, ik niet meer exact wist waarom Dwalingen nu weer anders waren, en nu vraag ik me af wat Nathaniël zijn verborgen talent eigenlijk is dat wordt onderdrukt door die medicatie.

    1 decennium geleden
  • Quies

    Ik moest lachen bij die jij stomme... appel :p
    En die drie gaan nog voor interssante dingen zorgen denk ik zo :)

    1 decennium geleden
  • Bellaen

    Ondanks dat de Regering heel logisch nadenkt, neigend naar de gemene kant, blijft het onmenselijk om zo mensen te gebruiken. Maeve, je hebt gelijk! Go save your boyfriend and all the others!

    1 decennium geleden
  • Vibes

    Ik heb echt een schijthekel aan die regering!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen