Foto bij Hoofdstuk 28

Lieve lezers,

Nog één hoofdstukje en dan ronden we het eerste deel alweer af. Ik denk dat ik die vanmiddag ga schrijven, want ik wil het gedaan hebben. Ik heb toch alleen maar wiskunde-huiswerk XD .
Hè, getver, weer naar school. Gelukkig zit ik er maar drie lesuren (lees: twee uur en een kwartier). Lang leve de maandag zonder PTA's!

Omdat het een schooldag is heb ik niet bijster veel te vertellen. Maar één dingetje eigenlijk: dit stuk zuigt en ik ben bang dat ik te snel ga... Dat was ik al een tijdje, maar nu is het wel heel erg, omdat Maeve ineens alles onder ogen komt. Ik vind het zonde als ik inderdaad alles op een hoopje smijt, want dat komt de kwaliteit van het verhaal niet echt ten goede.
Dus... help?

Liefs,
Proza.

Er was niemand om me vast te pakken dit keer. Vandaag geen handen om me gerust te stellen, om mijn vingers op zijn rustig bonkende hart te leggen. Niemand die me vertelde op zijn ademhaling te letten, om met hem mee te ademen.
Neus in, mond uit, Maeve, hoorde ik hem zeggen. Heel rustig, kalm aan. Het was allemaal maar een droom.
Toch trokken er zwarte vlekken door mijn blikveld. Mijn hoofd sloeg op hol en angst gierde door mijn lijf heen.
Nog even en ik zou als pavlov-reactie een angst voor nachtmerries ontwikkelen. Zou ik nooit meer mijn ogen dicht durven doen uit angst in slaap te vallen.
Maar ondanks dat grapje werden de zwarte vlekken groter. Ik wist niet meer wat links en wat rechts was en ik voelde me verschrikkelijk draaierig.
Ik zakte in elkaar.

Toen ik weer bijkwam zag ik tot mijn schrik dat het al tijd was om te gaan.
Ik trok mezelf overeind en met nog half verdoofde handen maakte ik Nathaniël los. Hij stommelde de kamer uit, verontwaardigd wat verwensingen mompelend. Ik keek hem alleen maar na. Zou hij nog weten wat hij gedroomd had? Wist hij nog dat ik in zijn droom was voorgekomen? Wat hij had gedaan? Wat ik had gedaan?
Ik raakte mijn hals aan. Hij had zijn armen om me heen geslagen op zo’n niet-troostende manier. Alsof hij het gewoon deed omdat hij van me hield, niet omdat ik niet lekker in mijn vel zat. Alsof hij het oprecht heerlijk vond om me weer te zien.
Maar… zien. Dat was iets wat hij niet kon, toch? Hoe in ’s hemelsnaam was het hem dan toch gelukt zo’n beeld te produceren. Niet zomaar ‘iets herkenbaars’, maar met alle kleine details kloppend.
De vorm van mijn lippen, het klopte.
De kleur van mijn ogen, perfect tot in de kleine spikkels.
Mijn wenkbrauwen, ieder haartje zat op de juiste plek.
Onmogelijk.
Het maalde rond in mijn hoofd toen ik mijn labjas over de stoel hing en mijn handen waste. Het vrat aan me toen ik terug naar mijn cel liep en Nathaniël treurig begroette.
Hij lachte naar me. Ook een beetje neerslachtig, misschien. Zijn ogen deden niet mee. ‘Nachtmerrie gehad?’ vroeg hij.
Ik knikte. ‘Ja…’ Een zucht. ‘Reece was er en…’ Mijn stem brak en de tranen gleden weer over mijn wangen. ‘… en ze herkende me niet meer. En alle anderen ook niet iedereen was ziek, ook van thuis. Alle deuren gingen dicht en het was zo verschrikkelijk koud… alleen.’
Hij sloeg een voorzichtige arm om me heen, trok me naar het bed. ‘Ik had ook een nachtmerrie, mocht dat de eenzaamheid wat verminderen, of je een beetje geruststellen.’
Nee, het stelde me niet gerust. Ik wíst het al!
Hij lachte zachtjes. ‘Nou ja, het begon als een nachtmerrie. Maar het eindigde prachtig.’
Dat stelde me wel gerust. Het bewees dat mijn droom echt niet meer was geweest dan dat, een droom. Ik was niet doodgegaan in Nathaniëls hoofd. Het einde van zijn droom was mooi geweest en had hem blij gemaakt. Goed om te weten.
Ik snikte nog maar een keer om het af te leren en kroop wat verder tegen hem aan. Het was koud in de cel en hij was lekker warm. ‘Dank je. Dat helpt.’
‘Graag gedaan,’ mompelde hij.
Tot mijn grote ontevredenheid kon ik zo de hele dag wel blijven zitten. Het beviel me aan de ene kant wel, zo dicht bij hem, en aan de andere kant niet.
O, foei, Maeve. Ik tikte mezelf in gedachten op de vingers. Verliefd worden op mijn celgenoot was geen strak plan. Mooier nog: het zou het plan wat ik in mijn hoofd had goed in de war schoppen.
Maar zelfs ik – van mijn complete vriendengroep thuis de enige met nul komma nul ervaring op liefdesgebied – wist dat liefde zich niet liet dwingen. En dan had mijn verstand het een stuk slechter kunnen treffen. Sharif bijvoorbeeld. Die had het van de daken geschreeuwd op het moment dat ik hem erover vertelde. Dan was ik opgepakt en waarschijnlijk ter dood veroordeeld.
Over vertellen gesproken: ik twijfelde ergens over. Al sinds ik mij in Nathaniëls droom had zien verschijnen spookte het door mijn hoofd als iets herkenbaars. Maar nu realiseerde ik me dat het al veel langer bestond. Moest ik het hem vertellen? Moest ik gewoon mijn hart luchten, zeggen wie was, dat ik van hem hield en dan hopen dat hij hetzelfde zou doen? Zou hij wel hetzelfde doen? Of zou ik hem, de enige persoon in dit godvergeten oord die ik kon vertrouwen, verliezen?
Het was een groot risico. Moest ik het erop wagen?
Op het moment zou ik heel graag even met mijn moeder willen praten. Zij deed nooit iets fout. Ze leek altijd de goede keuzes te maken. Maar zij was veilig thuis, weg van de crisis hier. Ik wilde haar liever gezond en levend daar, dan ziek en stervende hier.
De vraag hield de me de hele dag in zijn greep. Tijdens het sporten was ik afwezig en botste ik drie keer tegen mensen op omdat ik niet in de gaten had dat ik de snel of te langzaam ging en ze niet zag lopen.
Trice, de aardige vrouw die een beetje een moederfiguur was voor iedereen, vroeg me wat er met me was. Ik had haar inmiddels beter leren kennen en vond het geen wonder dat ze het aan me vroeg. Ze was bezorgd om de meeste jongeren, hier, mits ze zich een beetje volwassen gedroegen. Clary, Marie en de club macho’s van Sharif vielen niet onder haar gezag.
Ik lachte treurig. ‘Ik zit met een dilemma.’
‘Ach, en dat vreet aan je? Dat is te zien. Waar twijfel je over?’
‘Of ik iets moet vertellen of niet. Maar bij allebei de mogelijkheden kunnen er enorme dingen fout gaan.’ Ik voelde hoe het brok in mijn keel weer teruggerold werd. Ik vocht ertegen, ik wilde niet huilen. Dat moest ik bekopen met keelpijn, maar dat zou ik wel weer overleven. Ik keek hoopvol naar Trice.
Die lachte vriendelijk. ‘Ik kan je maar één ding meegeven, Maeve: de waarheid duurt het langst.’ Ja… daar was ik zelf ook al achter gekomen. Echt veel wijzer werd ik er niet van. Sterker nog: ik kreeg nog meer de neiging voor de veilige weg te kiezen. Waarheid of niet.

Reageer (4)

  • Vibes

    Ik vind het niet te snel gaan hoor. Verhalen pakken altijd anders uit dan hoe ze in eerste instantie in je hoofd zitten, als je snapt wat ik bedoel :)

    1 decennium geleden
  • Mugiwara

    Oh. Ik was vrolijk aan het bij lezen en was volledig meegesleurd in het verhaal, toen ik ineens de beruchte melding dat ik bij het laatste hoofdstuk was aanbeland kreeg! D:
    Zo gemeen. In ieder geval ben ik er weer, hoi. :') Ik heb wat minder tijd om te lezen door de drukte van mijn studie, dus je zal me wat minder zien reageren, maar ik blijf lezen en het geweldig vinden. ^^

    1 decennium geleden
  • Bellaen

    Idylle, ja nu doe ik het expres, ik kan niet aan je nieuwe naam wennen, niet stressen over dat je het te snel vindt gaan. Het is een goed stukje en ik heb enorm veel zin in het volgende hoofdstuk!

    1 decennium geleden
  • Quies

    Ik vind het persoonlijk niet te snel gaan.. Je moet altijd een evenwicht zoeken tussen te snel gaan of het verhaal langdradig laten worden; maar ik vind het nu wel goed zitten zo (;
    Mooi geschreven alweer !

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen