Hoofdstuk 25
‘Nee, Cade, niet doen!’ riep ik lachend, maar het was al te laat. Hij verschoof de tafel, waardoor die tegen de emmer schoonmaakmiddel botste. Meteen was de vloer nat.
Cade zelf keek beteuterd naar zijn resultaat. ‘O, nou ja, dan maken we de vloer nu wel schoon. Is –ie ook wel aan toe, denk ik.’ Hij pakte een dweil en doopte die in het restje wat nog in de emmer zat. Daarna begon hij fluitend met het verspreiden van het vocht over de gegoten vloer.
Ik stond aan de andere kant van de kamer, hoofdschuddend bezig om het bed schoon te maken dat vandaag waren gebracht en in deze ruimte was gezet. De bedden leken er op de frames in de cellen, maar waren netter, nieuwer en vooral witter. We hadden voor het ziekenhuis de beschikking over een tot nog toe onbekende vleugel van het gebouw: het enigszins verlaten ziekengedeelte. Het bestond uit twee lokalen met in plaats van houten cellen iets boven de grond, glazen wanden direct op de grond gemonteerd tot aan het dak. Zonder de woordjes ‘quarantaine’, dus het maakte een vriendelijker indruk door de openheid van het geheel. Toch kreeg ik de kriebels toen ik binnen kwam lopen.
Inmiddels had ik de verschillen gezien en die zo hardhandig in mijn hoofd gestopt dat ik het niet meer hoefde te vergelijken met mijn droom.
Zodra het bed klaar was schoof ik het naar een inmiddels schoon deel van de vloer om het op te maken. Cade zette alle nodige spullen op de tafel en plaatste daarna de kruk tussen de poten. ‘Weer eentje klaar. Op naar de volgende.’
‘Het volgende lokaal, intussen. We zijn klaar, dit was de laatste weet je nog?’
Hij trok even een moeilijk gezicht. ‘Zo… dat ging snel. De tijd vliegt bij jou in de buurt, zeg.’
Foute opmerking. Héél fout!
Ik lachte krampachtig. ‘Dank je.’ Denk ik. Ik haastte me de kamer uit en liep met scherpe passen het lokaal uit. Het tweede lokaal was in twee ruimtes opgesplitst door een massieve wand met een glazen schuifdeur erin. Achter de schuifdeur bevond zich het laboratorium. Ervoor was de algemene ziekenzaal, die ze nu ook maar eens grondig aan het schoonmaken waren. Het was nogal stoffig. Wij kwamen ze vrolijk – of iets minder vrolijk – helpen.
Het laboratorium was al opgefrist. De dokters (kuch) waren al begonnen met experimenten. De Dwalingen die waren geïnfecteerd lagen daar nu al weken in de quarantainecellen. Het waren er drie, een aantal waar nog net genoeg ruimte voor was in het lab zelf.
Jordan had mij ingedeeld in het laboratorium en als arts-achtig persoon. Ik mocht de nog niet met de Epidemie besmette, maar wel zieke Dwalingen verzorgen en zelf niet besmet raken. Cade daarentegen was ingedeeld in het lokaal wat we net hadden schoongemaakt. Ver bij mij vandaan en niet in de gelegenheid het lokaal te verlaten buiten de pauzes om.
Ik geloof dat ik deze beslissing van Jordan wel waardeerde. Wat ik iets minder waardeerde, maar waarvoor ik eigenlijk alleen mezelf voor mijn kop kon slaan, was dat Nathaniël nu weer werkeloos in de cel verpieterde. Ik moest daar nog een oplossing voor zoeken.
Die oplossing diende zich die middag al aan. Na het schoonmaken waren we gewoon aan het werk gegaan. Ik had naast de soldatenopleiding een medische cursus gevolgd, juist voor dit soort gelegenheden bleek het ongelooflijk handig. Ik had een uitleg en een foto gekregen van het virus waarvan de wetenschappers aannamen dat het de veroorzaker was van de Epidemie. Mijn taak voor vandaag was in het bloed van alle Dwalingen op zoek te gaan naar dat virus.
Het was geestdodend werk wat waarschijnlijk nog een paar dagen lang zou duren. (O, en nee, het plan om Nathaniël aan het werk te krijgen was niet dit. Zo erg was ik zijn handicap nou ook weer niet vergeten.)
Hetgene wat het nog veel irritanter maakte, was dat ik steeds de monsters weer terug moest zetten in de kast en die kast als hij vol was weer in een rek. Het zou veel efficiënter zijn als iemand anders dat voor me deed. Dus ik ontbood Nathaniël.
Hij leek blij te zijn dat hij weer wat kon doen en zeurde niet over het wachten als ik langer bezig was dan gepland of de eentonigheid. Bovendien leek hij ervoor te zorgen dat mensen minder bij me in de buurt kwamen, wat ik persoonlijk dan weer erg prettig vond.
Tijdens het werk praatten we over nietszeggende onderwerpen. Op een veelal nietszeggende toon, maar soms veranderde zijn mimiek en zijn stemgebruik even. Hij lachte zo… gemeend en vriendelijk.
Ik begon na te denken. Mijn gedachten tolden rond mijn hoofd en het begon daarbinnen steeds meer op het hoofd van een tienermeisje te lijken wat niet in een centrum werkte.
Vond hij me leuk?
Wat vond hij van mij?
Vond ik hem leuk?
Waren we gewoon vrienden?
Werd ik weer gek?
Vragen raceten over een kleine cirkel, op zoek naar de finish, op zoek naar antwoorden die ze niet vonden. De cirkel was oneindig, niet mijn semi-oneindigheid, maar echt oneindig. Er was geen verandering te zien, gewoon hetzelfde rondje, binnen dezelfde muren, zonder verlossende streep. Zonder bevrijdende antwoorden. Nathaniël zelf werkte ook niet echt mee. Hij bleef op die toon praten, veranderde zijn bewegingen niet. Kwam niet verder mijn persoonlijke ruimte binnen. Hij stond echt op het randje. Ik haatte randjes.
Die avond aten we naast elkaar het eten op toen ik ineens een aanval van buikkramp kreeg. Ik kende het gevoel – ik had het iedere maand – maar het was nog nooit zo erg geweest. Terwijl ik mijn eten liet liggen en me kreunend oprolde tot een bolletje probeerde ik een logische verklaring te vinden voor de hevigheid van de pijn.
Ziekte… misschien. Maar de Epidemie was onwaarschijnlijk, omdat ik nooit in contact ben geweest met de geïnfecteerde Dwalingen. Gewoon ziek, dat was een logische optie, maar of het de kramp ook zou versterken.
Kom op, Maeve, denk na!
Pijnstillers! Ik gebruikte thuis altijd pijnstillers als ik wist dat het zou komen. Ik was mijn hele leven al ongelooflijk regelmatig wat betreft de maandelijkse vloek. Tot op de dag nauwkeurig, dus had ik in mijn agenda staan welke dag het zou komen zodat ik alvast pillen kon gaan slikken.
Ik was gewoon vergeten dat het vandaag had moeten komen. Het was een maandag, dus dat klopte.
‘Maeve, hoor je me?’ galmde een stem door mijn hoofd toen ik me een beetje ontspande. Ik probeerde de tips die de dokter me had gegeven toen ik dit voor het eerst had gehad voor de geest te halen.
Ontspan je spieren, ze verkrampen al, dat moet je niet provoceren. Beeld je in dat je geen pijn hebt. Denk aan andere dingen. Laat je afleiden, dan is het het snelste weer over.
‘Maeve? Ben je er nog? Rustig maar, ontspan een beetje. Wat is er aan de hand?’ Een zachte stem drong mijn oren binnen. Ik liet me erdoor afleiden.
‘Ja,’ mompelde ik zachtjes. ‘Ik ben er nog. Buikpijn, heel erg.’
‘Weet je waar het door komt.’ Zijn handen trokken van me af. ‘Ben je ziek?’
Ik lachte, heel voorzichtig. ‘Nee, alleen ongesteld.’
Zijn handen verschenen weer. Hij legde zijn vingers op mijn voorhoofd, voelde, schatte mijn temperatuur. ‘Je bent niet koud of warm. Moet je naar het bed?’
Ik knikte. ‘Ja, eet jij maar…’ Ik stopte midden in mijn zin om te gillen. Hij tilde me op alsof ik niets woog. ‘Niet doen! Zet me neer. Zet me neer! Laat me los!’
‘Oké.’ Zijn armen verdwenen, ik werd omlaag getrokken door de zwaartekracht. De bodem van het bed was gelukkig bedoeld als vering, dus hoefde ik me geen zorgen te maken over het knarsen en piepen. ‘Wil je dat…’ Ik hapte naar adem. ‘Nooit meer doen?!’
Nathaniël lachte. ‘Prima. Maar ik beloof niets.’
Weer die dubbelzinnige mogelijkheden. Vond hij me leuk?
Bij die gedachte fladderden de vleugels in mijn buik op. Ik had geen idee of het vlinders waren of motten.
Reageer (4)
"zodat hij in het verhaal past en jullie nachtmerries bezorgd."
1 decennium geledenDat is ook weer lekker aardig van je.
Verder valt het wel mee, ik denk dat ik vannacht nog wel zal kunnen slapen.
Zelf vind ik dit hoofdstuk wat minder, omdat in de verhalen die ik lees de laatste tijd al word doodgegooid met romantiek, maar dat is meer een persoonlijke mening en ieder verhaal kan wel wat romantiek gebruiken (en het staat natuurlijk bij het genre, dus ik had het kunnen zien aankomen).
Voor de rest is het wel nog steeds interessant, al denk ik dat nu maar verder lees. ;p
Idylle, sorry doe ik het weer! Proza, geweldig! Stomme ongesteldheid
1 decennium geledenleuk hoofdstukje (: ik vind Cade nu al iets leuker; ik ben echt benieuwd hoe dat personage gaat evolueren ^^
1 decennium geleden(vroeger liet ik mijn personages ook evolueren doorheen het verhaal maar nu creëer ik ze zeg maar op voorhand en dat helpt wel, dan kan je echt specifieke karaktereigenschappen erin stoppen en vaak heb ik ook een achtergrondverhaal achter de hand, wat ik (meestal) niet had toen ik mijn personages gewoon doorheen mijn verhaal liet evolueren)
hahaha leuk stukje. Ongesteldheid is zo ongemakkelijk xd
1 decennium geledensnel verder!