19 augustus 1938
Lief dagboek,
Mijn granny vertelde me vroeger altijd verhalen over vroeger. Vroeger waren de tijden anders, zei ze dan. Vroeger waren de mensen armer, en misschien gelukkiger. Dat deed me denken aan hoe ik me voelde. Ik weet dat mijn moeder haar vaderland mist, ik ben hier opgegroeid. Ik weet dat mijn vader het mist om Engels te praten, ik ben opgegroeid met drie talen. Ik weet dat mijn ouders hier willen blijven vanwege mij, vanwege de kansen die hier voor mij liggen. Ik weet dat mijn ouders terug naar Engeland willen, terug naar de familie die ze daar hebben achtergelaten. Ze zeggen het niet, maar ik weet dat mijn moeder William mist. Mijn vader zegt niets, maar ik weet ook dat zijn hart verlangt naar zijn oudste zoon. Ik mis hem ook, maar mijn leven ligt hier. Mijn hele carrière wil ik hier maken.
‘Nora,’ zei mijn moeder de volgende ochtend. Ik keek op van mijn ontbijt, ze stond voor me. Haar armen stonden in haar zij, en ze keek me vastberaden aan, ‘William komt later.’
‘Waarom?’ vroeg ik en keek haar fronsend aan, hij was al te laat.
‘Er zijn problemen,’ mompelde ze en keek me even aan.
‘Wat voor problemen?’ vroeg ik haar.
‘Dat gaat jou niets aan, lieverd,’ zei mijn vader, zich in ons gesprek mengend. ‘William is later, maar hij komt.’ Ik keek naar beide gezichten van mijn ouders, ze stonden bezorgd. Mijn moeder viel terug op haar moedertaal, het Nederlands, en mompelde wat tegen mijn vader. Mijn vader had nooit zo goed Nederlands geleerd, en kon het moeilijk verstaan. Ik rolde met mijn ogen en keek even naar mijn ouders, ‘Ik ben geen kind meer,’ zei ik zachtjes.
‘We proberen je te beschermen,’ zei mijn vader en legde een arm om mijn moeder heen, die iets kalmeerde en oversprong op Duits. ‘Ik snap het,’ mompelde ik. ‘Will komt later.’ Mijn vader glimlachte naar me en liep de keuken in. Ik keek naar mijn moeder, ze vouwde haar handen ineen en keek me glimlachend aan, ‘Je ziet er vandaag prachtig uit,’ complimenteerde ze me. Ik nam een hap van mijn ontbijt en grijnsde toen naar haar. Ik had gewoon mijn trainingskleding aan, en mijn haren waren hoog opgestoken. Ik schrokte mijn ontbijt naar binnen toen ik zag hoe laat het was, gaf mijn moeder een zoen op haar wang. ‘Tot vanavond!’ riep mijn vader vanuit de keuken naar me.
‘Tot vanavond!’ riep ik terug en rende naar buiten.
‘Nora!’ riep Jo uit toen ze me zag, ‘Is je broer er al?’ vroeg ze terwijl ze naast me ging staan. Mijn wangen waren rood en ik hijgde van inspanning. Ik keek haar aan en schudde mijn hoofd, ‘Hij heeft problemen,’ zei ik zachtjes, de stem van mijn vader na-apend. Jo keek me even vreemd aan en begon toen te lachen, ‘Ik denk dat het een verassing is,’ zei ze toen. Ik keek haar even aan, en glimlachte toen. Misschien wel, ik had er op dat moment nog niet aan gedacht. We liepen naar de kleedkamer om ons om te kleden. Ik streek mijn haren naar achteren en spoot er nog wat haarlak in. Ik zag er niet uit, mijn haren waren uit mijn knot ontsnapt door het harde rennen, en zelfs haarlak kon het niet meer mooi krijgen. ‘Ik haat mijn haar,’ klaagde ik en ging op de houten bank zitten en trok mijn maillot langzaam aan. Jo keek me even aan, haar haren zaten perfect, ‘Het gaat om het dansen, schatje.’ Katie knipoogde naar me en ging naast me zitten, ‘Jo heeft gelijk,’ zei ze toen. Ik keek haar even aan en zuchtte diep, ‘Geweldig.’ Katie begon te lachen en begon haar spitzen aan te trekken. Ik pakte mijn paar spitzen en trok ze langzaam aan. Ze waren nog hard en stijf, wat me deed denken aan het cadeau van mijn vader. Ik zou de spitzen vanavond klaar maken, want het paar dat ik nu had waren bijna versleten. Ik gleed met mijn vingers langs de versleten neus. ‘Mijn god, moet je geen nieuwe kopen?’ vroeg Katie geschrokken die mijn spitzen zag. Ik keek haar aan en grijnsde, ‘Gisteren van mijn vader gekregen.’
‘Zullen we dat zometeen doen?’ vroeg Jo zenuwachtig, ‘Florence wacht op ons.’ Ik keek op en zag dat we de enige waren die nog in de kleedkamer zaten.
Er zijn nog geen reacties.