Foto bij Hoofdstuk 6

Het plan, het plan, het plan, het plan.
Iedereen wil het plan weten en ik houd jullie nog 1.379 woorden lang in spanning. Puh!

En nu houd ik mijn mond. Lees.

Ik reisde nooit met het vliegtuig. Dat was alleen voor speciale gelegenheden. Kennelijk was dit erg uitzonderlijk, want er was voor me gereserveerd in de eerste klasse. Mijn begeleider, een soldaat op het ‘centrum’, zoals hij dat zei, stelde zich voor als Jordan en kwam meteen tot zijn punt. ‘Wat is je plan?’
Ik deed mijn mond alleen nog maar open toen hij me alweer onderbrak. ‘Wacht! We weten dat je weinig tijd hebt gekregen. Dus als je wilt kun je er nu nog even over nadenken. Maar bedenk goed: zodra je het aan mij verteld, voer je het ook zo uit. Wil je nog extra tijd?’
Ik schudde mijn hoofd. Ik was zo zeker als maar zijn kon met mijn plan. Dat was niet heel geruststellend, maar ik kon alleen maar hopen dat ik deze keer wel de juiste keuze had gemaakt. Dus ik begon te praten. Over de opdracht, de mol.
Mijn waarschijnlijke onvermogen mensen te kunnen pijnigen liet ik min of meer achterwege. Ik bracht het op een minder zelfdestructieve manier. ‘Ik vind het zinloos mensen te martelen voor een beetje informatie,’ zei ik. Ik proefde de woorden zorgvuldig op mijn tong voor ik ze uitsprak, woog iedere letter op een zilveren schaaltje af om het op juist die ene manier te kunnen brengen. ‘Bovendien heeft deze informatie een grote kans om foutief te zijn. Mensen zeggen van alles om onder pijn uit te komen. Alles waarvan ze denken dat de persoon die ze foltert het wil horen.
Ze vertellen meer, en bovendien met een grotere kans op correctheid, als je ze zover krijgt je te vertrouwen.’
De arme man was het duidelijk niet eens met mijn keuze voor een vriendelijke aanpak. Toch had hij niets tegen mijn redenering in te brengen. Met een gezicht dat aankondigde dat er storm op komst was, luisterde hij naar de rest van mijn plan. Terwijl zijn gezicht langzaam van een negatief weerbericht naar code rood ging, kreeg ik juist meer vertrouwen.
Des te vaker ik het plan herhaalde in mijn hoofd, hoe meer ik er ook in geloofde. Des te meer zekerheid ik kreeg. Het was een goed plan. Echt een goed plan.
Toen het vliegtuig landde kon ik zelfverzekerd naast soldaat Jordan uit het toestel stappen. Hij had mijn plan via een tekstbericht verstuurd naar zijn collega’s. In tegenstelling tot Jordan leken zij redelijk enthousiast over mijn ideeën. Ze kwamen met een lijst voor nuttige/nodige aanpassingen in het draaiboek van mijn aankomst en verblijf. Het kwam erop neer dat we in de auto ook nog aan het overleggen waren.
Jordan reed en ik zat met soldaat Avery, een blonde vrouw, achterin.
‘We hebben nog maar een paar plekjes voor je over. Het zit best vol daar. Het centrum is een oude basisschool van minstens een anderhalve eeuw oud, alle gebouwen eromheen zijn lang geleden al gesloopt, daar groeien nu bomen.’
De school was niet heel groot. Hij was ingedeeld in een klein en een groot deel op de begane grond, gescheiden door stevige deuren. Een zolder waar gegeten werd en de bijgebouwen, waar werkplaatsen waren ingericht.
Het kleine deel was voor het een Dwalingencentrum verdeeld in kleinere kamers die ingericht werden voor de soldaten. De Dwalingen hadden het grote deel tot hun beschikking. De lokalen waren doormiddel van dwarsbalken, schotten en een soort houten roosters ingedeeld in niets anders dan cellen. De cellen bevonden zich een halve meter boven de grond en waren grotendeels dichtgetimmerd.
‘Er is nog een plekje vrij in de enige kamer waar nog maar één iemand slaapt. Als je het niet erg vindt om bij een jongen te slapen. Het is het meest ruime wat we je kunnen bieden. Anders kom je bij twee vrouwen te liggen.’ We waren aan het kijken waar ik nog kon slapen.
‘Slapen jullie ook met meer dan twee mensen op een kamer?’ vroeg ik.
Avery knikte. ‘Ja, anders hebben we gewoon ruimtegebrek. Maximaal drie.’
Jordan draaide zich om. ‘We zijn er bijna. Ik rijd om de velden heen, dus duurt het misschien ietsjes langer, Avery.’
‘Wat is er dan met de velden?’ wilde ik weten.
Avery lachte zachtjes. ‘Het centrum is zelfvoorzienend en de Dwalingen werken daar als tijdsbesteding. Het kost teveel om iedere week een nieuwe lading voedsel hierheen te brengen, dus hebben we velden buiten en binnen kassen ingericht. Er is verderop een klein gebouw waar we de Dwalingen ook nog aan het werk zetten. Daar wonen een paar onderzoekers en dergelijken die hier de boel draaiende houden.
Er werken Dwalingen op de velden nu en auto’s met mensen erin zijn hier niet heel gebruikelijk. Het trekt nogal de aandacht. Vanmorgen toen we weggingen ook al. Iedereen kijkt meteen jouw kant uit. Afschuwelijk. We hebben geen pottenkijkers nodig op het moment.’
Jordan leek zich iets te bedenken en stopte de auto abrupt. Toen zowel Avery als ik hem verontwaardigd aankeken lachte hij. Hij bleek niet lang boos te kunnen blijven. Goed om te weten. ‘Heb je nagedacht over jouw geschiedenis? De soldaten weten dat je een stagiair bent, maar zeker met jouw plan kunnen de Dwalingen dat maar beter niet weten. Anders nemen ze je toch niet serieus. Ze snappen echt wel dat je hier dan met een opdracht komt.’
Avery vond het een goed punt. Ik was het roerend met haar eens. Dus spendeerden we nog een kwartier aan het vinden van iets wat onze goedkeuring weg kon dragen. Dat bleek moeilijker te zijn dan ik had gedacht. Jordan en Avery kwamen steeds met punten waarom iets niet kon, of niet verstandig was.
Uiteindelijk vonden we toch nog de weg naar de enorme, hoge poort wat toegang gaf tot het terrein van het centrum. Jordan reed duidelijk om, want tussen de bomen door zag ik het licht van open plekken in een bos.
Uiteindelijk kwamen we aan bij een geasfalteerd stuk parkeerplaats. Iedereen stapte uit. Ik volgde als een brave stagiaire. Jordan werd de opdracht gegeven mijn spullen naar binnen te brengen terwijl Avery mij vlug naar binnen werkte. Eenmaal onder een dak voelde ik direct de bizarre sfeer hier. Mensen die langs kwamen lopen waren gehaast en keken ons niet eens aan. Ze merkten niet eens dat we er waren.
Avery loodste me naar een ruim kantoor waar een man in uniform met heel veel speldjes zat. ‘Zo, dus dit is Maeve.’ Hij stond op. ‘Aangenaam kennis te maken, meid. Ik heb gehoord van je plan. Avery heeft me zeer gedetailleerd op de hoogte gehouden.
Ik zou me voor kunnen stellen, maar iedereen hier noemt me gewoon de Commandant. Ik zou het fijn vinden als jij dat ook doet.
Ik moet zeggen: ik ben onder de indruk. Erg origineel. We moeten alleen even aanzien of het gaat lukken.’ Hij nam me even van top tot teen op. ‘Je haren zitten goed, maar je kleding is te netjes. Trek je shirt maar even uit – heb je er iets onder zitten? Ik ben echt geen enge vent, maak je maar niet druk.’ Hij stak zijn hand uit toen ik mijn shirt over mijn hoofd trok. Ik had er een zwart hemdje onder met vrij brede bandjes. Hij bekeek het nauwkeurig. Inderdaad niet met een begerige blik, maar een geoefende, bestuderende blik. Hij kneep zijn ogen even tot spleetjes en knikte toen. ‘Ja, dat is prima.’ Toen legde hij mijn shirt op de vloer en veegde er zijn voeten op. ‘Knoop deze om je middel.’ Ik kreeg mijn shirt weer terug.
Enigszins verbaasd deed ik wat hij zei. Toen gebaarde hij iets naar Avery. ‘Is iedereen al in de eetzaal?’
Ze keek op haar tablet. ‘Ja, iedereen is boven.’
De Commandant keek me vragend aan. ‘Ben je er klaar voor?’
Ik knikte. ‘Ja.’
Dus we liepen de ruimte uit. Ik tussen de Commandant en Avery in. We liepen een trap op en kwamen bij een deur. De Commandant deed die open. Avery trok zachtjes mijn armen op mijn rug en hield me vast bij mijn bovenarm. Het viel me op dat vrijwel direct iedereen in de zaal stilviel. Zelfs al waren er mensen aan het schreeuwen om zich verstaanbaar te maken.
De Commandant nam een moment om de spanning op te bouwen en keek toen de zaal rond. ‘Dames en heren, jongens en meisjes, dit is Maeve. Zij is een speciaal geval en komt jullie daarom vanaf vandaag gezelschap houden. Ik neem aan dat jullie het riedeltje intussen wel kennen.
Wees aardig, zo niet, zullen er sancties volgen. Dank jullie wel voor jullie aandacht.’

Reageer (4)

  • Vibes

    Whuuuuuuuuut?!

    1 decennium geleden
  • Quies

    ik had bijna over het 6e hoofdstukje heen gekeken haha; dus ze doet zich voor als een dwaling? Of heb ik het verkeerd begrepen? (:

    1 decennium geleden
  • Bellaen

    Het plan, het plan, plan! Je houdt ons nog wel meer dan 1379 in spanning! Wel verdorie Idylle, je schrijft goed!

    1 decennium geleden
  • Mugiwara

    Adlakjfdlk ik kan niet wachten tot ze met de dwalingen in contact komt, vandaar dat eerste spastisch getypte woord. :'D
    Ja, en toen had ik niet veel meer te zeggen. Snel verder dan maar? ^^

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen