Foto bij Hoofdstuk 5

Hij is zo lang! 1731 woorden. Dat was niet helemaal mijn bedoeling geweest, maar goed.
Het valt me op dat ik bizar weinig dialogen in mijn stukjes verwerk. Maar dat gaat nog komen. Er komen namelijk zeer filosofische gesprekken aan. Denk ik. Ik heb het niet meer verder uitgeschreven.

Ik merk dat er geen verbetering meer plaatsvindt van mijn spelling. Ben ik zo goed bezig :P ?
Maar goed, dit is weer een filosofisch stukje. En - dit vind ik zo leuk - ze vloekt! Ik vloek nooit veel in mijn verhalen. Mijn personages zijn doorgaans vrij netjes, omdat ik het zelf ook moeilijk vind te vloeken, daarbij komt dat het een beetje riskant is in een verhaal. Straks kwets je mensen! Hoe dan ook, bij deze zijn jullie gewaarschuwd: hier komt mogelijk godslasterend taalgebruik in voor (denk hierbij aan... nee, dat ga ik niet verklappen).

Veel plezier (hoop ik).

Inpakken voelde heel definitief. Ik keek constant op een lijst waar in grote letters boven stond: paklijst voor stage zes maanden. Voor hetzelfde geld hadden ze er boven gezet: pak in om voor zes maanden van huis te zijn. Werkelijk alles wat erop stond deed me denken aan het feit dat ik zes maanden van huis was.
Het kwam neer om genoeg kleren om minstens tien dagen lang iedere dag schone kleren aan te trekken. En meer ondergoed. Ik mocht een paar persoonlijke dingetjes meenemen, maar niet teveel, anders had ik geen ruimte voor de kleren. Twee paar schoenen, veel bovenstukken en een paar specifiekere dingen als een nette rok en een witte blouse met een jasje. En een jurk.
Naarmate mijn koffer en tas verder gevuld werden en vrije ruimte zich offerde voor mijn bezittingen, groeide mijn angst. Ik had geen verlatingsangst of pleinvrees, sterker nog: ik was gek op reizen. Maar dit was anders dan eventjes een weekendje weg met familie. Ik ging nu voor zes maanden naar een omgeving waar ik nog nooit was geweest, niemand kende en compleet geen controle over had. Ik werd daar omsingeld door wildvreemden en wilde er niet eens zijn. Bovendien: als ik mensen zou tegenkomen die ik kende, kon dat nooit goed aflopen. Ik kende namelijk geen soldaten die werkten met Dwalingen. Als ik bekenden zou tegenkomen, zouden ze opgepakt zijn.
Hoe langer ik over dit hele idee nadacht, des te meer de moed me in de schoenen zakte.
Natuurlijk was ik bang. Dat zou ieder weldenkend mens zijn.
Tegen de avond had ik een koffer en een rugtas volgestopt met spullen van de lijst. Allemaal broeken en stevige shirts. Er was maar één jurk: een zachte zwarte met een korte rok. Die was zo dun dat ik er standaard een vest overheen droeg, omdat het anders veel te koud was. Bovendien was de jurk niet echt… dekkend.
Mijn andere kleren waren sober en kaal. Gewoon stukken stof die wel tegen een stootje konden. Net als mijn schoenen.
Toen mam riep dat het eten klaar was, stopte ik net het laatste en meest confronterende deel: een EHBO-kit, in mijn tas. Dat bewees dat het niet altijd even stabiel was daar. Ik haalde diep adem en liep naar beneden. Daar wachtte me een onaangename verassing: er miste iemand. ‘Waar is pap?’ vroeg ik voorzichtig.
Mijn moeder zuchtte treurig. ‘Hij moet overwerken en komt vannacht pas thuis. Hij zei dat hij het afschuwelijk vond om geen afscheid te kunnen nemen, Maeve, sorry.’
Een buitenstaander zou nu waarschijnlijk denken: wat een sentimentele onzin om een áfscheid. Maar als je bedacht dat ik mijn vader al drie dagen niet gezien of gesproken had omdat hij in het weekend ook al moest overwerken en dan ook nog eens zes maanden van huis was, was het afschuwelijk.
Ik liet me op een stoel vallen een beet even kort en hard op mijn lip. Dit maakte alles veel erger. Hoezeer hij ook de verantwoordelijke volwassene uit kon hangen, hij was míjn papa en ik hield van hem. Ik kon er niet goed tegen zes maanden van huis te gaan zonder afscheid te kunnen nemen. Of hem in elk geval te vertellen wat ik daar uit zou spoken.
Mijn vader, hoe verantwoordelijk ook, had me mijn kritische denkbeeld bezorgd. Waarschijnlijk niet opzettelijk, maar hij had me dingen geleerd over de vroegere samenlevingen. Hij had er weliswaar expliciet bij vermeld dat het chaos was en dat zij degenen waren die de aarde ziek hadden gemaakt, maar toen was ik al te druk bezig met fantaseren om nog echt op te letten. Ik heb ook geen idee of hij zich realiseerde dat ik over dat soort dingen nadacht. Dat ik eigenlijk helemaal niet zo’n brave burger was als iedereen verwachtte. Vast niet. En als hij het deed dan verdrong hij het zonder twijfel heel ver naar een uithoekje van zijn bewustzijn. In de rotsvaste overtuiging dat het niet waar kon zijn en hij het zich verbeeld had.
Mijn vader, de meest nuchtere persoon op de wereld.
Mijn moeder wist het waarschijnlijk wel. Zonder enige twijfel had ze het volledig omarmd en geaccepteerd. Misschien had ze zelf ook wel zo haar overpeinzingen.
Van Camren zou ik het niet weten. Hij was een beetje een mysterie voor me. Hij was wel mijn broer, maar had sowieso een beetje een gesloten persoonlijkheid. Zeker als het ging om emoties. Het kon komen doordat hij een jongen was en gewoon niet wilde laten zien hoe hij zich voelde. Ik kon er niet echt iets realistisch voor bedenken. Hij was een gesloten dagboek met een zeer goed slot. Het riep je met een zoete stem, wilde gelezen worden, mooi vormgegeven en ongrijpbaar.
Dat was mijn stof tot nadenken tijdens het eten en nog een poosje daarna. Zodra ik naar bed ging en een laatste blik wierp op mijn koffer bedacht ik me dat het fijne stof tot nadenken was. Beter, veel beter dan de gedachten die de aanblik van mijn halflege kledingkast in me opriepen. De allesoverheersende vraag die ieder mensenleven domineert. Als dat niet zo was, zou diegene eigenlijk eens heel goed naar zichzelf moeten kijken.
Heb ik de juiste keuze gemaakt?
In mijn geval? Waarschijnlijk niet.
Ik heb zeker niet in alle situaties de verkeerde beslissingen genomen. Dat is statistisch gezien zo goed als onmogelijk. Maar de belangrijke dingen heb ik verpest. Zo ontzettend godsgruwelijk verklóót dat ik er van ging vloeken.
Uiteindelijk viel ik in slaap met wat waarschijnlijk de gedachte was aan hoe afschuwelijk slecht ik bezig was met mijn leven.
Dat wist ik, omdat ik wakker werd gemaakt door mijn vader. Ik had het zweet op mijn rug staan en in mijn hoofd zoemde een vage herinnering aan schreeuwende mensen. De dingen die ze naar me schreeuwden waren schokkend, kleinerend, griezelig en de vloeken die ik naar mijn hoofd gesmeten kreeg waren veel erger dan ik eerder had gebruikt.
‘Maeve, je wekker gaat over een kwartier. Ik moet straks weg en omdat je lag te gillen besloot ik even langs te gaan. Ben je duizelig? Heb je vaker last van nachtmerries? Ben je duizelig?’ Hij raakte altijd lichtelijk in paniek als er iets was met mij of Cam of mam. Omdat duizeligheid bij mij een enorme probleemfactor was vanwege een diepgewortelde angst duizelig te worden, vroeg hij het twee keer. Hij gaf me een knuffel. Ik klampte me heel even aan hem vast alsof hij de enige factor was die me staande hield.
‘Nee, ik ben niet duizelig. Hoezo?’ Godzijdank. Anders zou het nog veel gecompliceerder worden.
‘Je ademt zo zwaar. Maar lieverd, ik kom toch nog even afscheid nemen. Kom uit bed, ik wil je een betere knuffel geven. Dat leek nergens op. Hoe laat moet je op het vliegveld zijn?’
‘Negen uur. Maar ik ben er liever gewoon vroeg. Dan heb ik de tijd mezelf rustig te krijgen en alle indrukken even op me in te laten werken.’
Pap knikte. ‘Prima, lieverd. Onthoudt goed wie je bent. Laat je niet op de kop zitten daar.’ Na nogmaals een stevige knuffel verliet hij de kamer. Een poosje later zou de deur dichtvallen en was hij zes maanden weg van mij.
Ik zette mijn wekker uit en trok het ‘uniform’ aan. Vandaag een comfortabele, relatief wijde broek en een donkerblauw T-shirt met mouwen tot mijn ellebogen. Ik droeg stevige, lage laarzen en had het voorste deel van mijn haren naar achteren gebonden. Het was de meest comfortabele manier om te reizen – tot ik bedacht dat er ook nog zoiets bestond als de Regering. De Regering had wetten en regels die bepaalden hoe we ons moesten gedragen. Maar ook die ons vertelden hoe we ons moesten kleden. En in die wetten en regels stond ergens een klein zinnetje wat zei dat iedereen die niet zichtbaar iets roods droeg, opgepakt kon worden.
Tot zover ging de vrijheid in dit land.
Ik kon me er makkelijk vanaf maken en deed een rode sjaal om. Ik besloot voor de zekerheid ook nog twee rode shirts in te pakken. Normaal dacht ik er niet zo over na omdat mijn jassen altijd rood waren en ik om de school in te mogen een armband om moest hebben met het logo van de school. De armband was vanzelfsprekend rood.
Toen ik daarmee klaar was nam ik al mijn spullen mee naar beneden. Ik smeerde een paar broodjes en at ze aan tafel op. Toen ik drie boterhammen achter de kiezen had was het tijd. Cam kwam net beneden en schatte kort de situatie in. Hij wist dat ik met dit soort dingen emotioneel werd. Hij wist ook heel goed dat ik in een emotionele bui altijd mensen knuffelde. Iets wat heel zeker was, was dat hij dat nooit zo zag zitten.
Hij woog zichtbaar de voors en tegens tegen elkaar af en besloot de gok te wagen en deed een voorzichtige stap dichterbij. Zijn houding veranderde plots. Hij lachte schuin. ‘Ach, kom ook maar, Maeve. Alleen vandaag.’ Dat kon ik niet laten schieten, dus ik gaf hem een snelle knuffel.
‘Ik zoek zo snel mogelijk weer contact, Cam. Ik hou van je.’
‘Ja, uh, ik ook van jou, denk ik?’
Zo kwam het dat mijn broer de enige was die me uitzwaaide. Wie had dat gedacht.
Met een lach op mijn gezicht stapte ik de trein in. Ik zocht een plekje bij het raam en borg mijn koffer zo lang even op onder de stoel.
Vroeger schenen mensen een kaartje nodig te hebben voor de trein. Dat kostte dan geld. Nu was het kosteloos. De treinen reden toch wel. Liever mensen in de trein, zodat deze efficiënter was, dan allemaal auto’s.
Ik piekerde over het milieu, de Epidemie en dat ze zeiden dat de aarde nu weer gezond was. Volgens mij was het niet zo. Ik was alles behalve bioloog, maar de aarde kon nooit ineens weer beter zijn. Dat kon gewoon niet. Dat zou heel langzaam moeten gaan, net als het proces van ziek worden. De tijd dat de Epidemie er was, was relatief kort in vergelijking tot het tijdvak daarvoor.
Er zou vast een goede reden voor zijn.
‘De bestemming van deze trein is bereikt in drie minuten. Hier kunt u overstappen op een vlucht of andere trein. Station London Airport.’
De bestemmingen van de treinen waren nooit echt eindbestemmingen. Iedereen reisde verder. Tegenwoordig sliep er niemand meer in stations.

Reageer (3)

  • Nanashi

    Oh ik zie net dat mijn reactie op het vorige stuk zojuist niet-kloppend is verklaard, volgende keer lees ik wel eerst wat verder voor ik vraagtekens neer zet XD

    1 decennium geleden
  • Aves

    Meestal vind ik het irritant als conversaties gewoon vergeten lijken te zijn, maar bij jou vind ik je afdwalingen niet zo erg. Toch kan ik het je wel aanraden om toch structuur te houden in je hoofdstukjes ;)

    1 decennium geleden
  • Quies

    goed beschreven, ik ben benieuwd naar wat ze allemaal gaat meemaken...

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen