Foto bij Hoofdstuk 3

Bedankt voor jullie reacties op de hoofdstukjes hiervoor. Het is fijn om te weten dat jullie het leuk vinden ;) . Dit verhaal is een soort doel op zich voor mij – wat jullie misschien wel begrepen hebben uit mijn andere onsamenhangende gebrabbel in mijn kliederblokje :’). Something to know about me: ik val vaak in herhaling. Sorry daarvoor.
Goed, uhm, ja, dit is awkward, want ik schrijf dit een paar dagen voor ik dit ga posten. Ik heb nu nog een dagje vakantie en ben van plan dat optimaal te benutten hopelijk één of meer hoofdstukjes extra te schrijven zodat ik dat op voorraad heb en jullie in drukke schooltijden kunnen ‘genieten’ van mijn pogingen tot iets moois. (Uche uche. O, ik ben weer aan het slijmen.)
Na deze nog maar 47 (nee, 46 :)) stukjes voor het minimum, al denk ik stiekem niet dat het verhaal dan af is.

Hoe dan ook, sorry dat ik jullie tijd verdoe. Ik stop alweer. Ga maar lezen of zoiets. Luister vooral niet naar mij.

Lunch. O, ik had toch zo’n hekel aan de lunch. Ik was gek op ontbijt, maar lunch was zo… raar. Ik had nooit echt heel veel honger of zoiets. Daar kwam nog bij dat dat-wat-hier-op-school-door-moest-gaan-voor-eten niet slaagde in zijn doel. Sterker nog: de mensen die normaal gesproken hielden van de lunch zouden hierdoor snel hun eetlust verliezen. Het gerecht wat iedere dag geserveerd werd was een soort groenige drab met klontjes. Op het kaartje voor de pan stond ‘groentesoep’, maar zelfs de klontjes vielen volgens mij niet onder de definitie van groenten. Het vulde wel, wat misschien kwam doordat het betoverd leek te zijn met een toverspreuk om je hongergevoel als sneeuw voor de zon te laten verdwijnen. Misschien zat er wel tape in om je knorrende maag zijn kop te laten houden.
Hoe dan ook, als je te laat in de cafetaria verscheen was ‘groentesoep’ alles wat je op je dienblad neer kon zetten. Wat een geluk dat ik doorgaans snel de klas uit kon lopen. (Doorgaans houdt in: zonder sadistische mentoren die je langer vasthouden.) Ook vandaag had ik me het rubberachtige, lauwe roerei kunnen toe-eigenen. Het laatste beetje was genoeg om het de rest van de dag op uit te houden. Ik besloot aan mijn vaste tafel plaats te nemen. Een ronde met acht stoelen eromheen. Van die acht werden er naast mij nog drie anderen bezet door mijn vrienden.
Onze vriendengroep bestond uit wel meer mensen, maar die zaten op andere scholen of in andere klassen die niet gelijk met ons lunchten. Ik had vandaag alleen niet de mogelijkheid ontspannen te gaan zitten kletsen. Dat plan moest af voor morgen, als dat niet zo zou zijn, had ik minder creatieve vrijheid. En ik was gesteld op al mijn vormen van vrijheid. Zo ook creatieve vrijheid.
De reden daarvoor was dat we in Engeland sowieso vrij weinig vrijheid hadden. Alles werd in de gaten gehouden. Er waren camera’s in plafonds en muren verborgen. Waarschijnlijk ook microfoons. Als je een plattegrond van de school zou geven, zou ik exact aan kunnen geven waar de camera’s hangen. Ik heb er namelijk naar gezocht. Dat leek misschien raar, want ik was een voorbeeldige burger, maar ik wilde weten of er dode hoeken waren. Bovendien was het voor een schoolproject over beveiliging. Ik had me voorgenomen alle camera’s binnen de school te zoeken en uit te vinden of er plekjes waren waar leerlingen ongestoord dingen konden uitvoeren. Er bleken er drie te zijn in de gangen. In de toiletten waren er geen. Dat klonk bizar en een beetje griezelig. Ik was er zelf enorm van geschrokken, tot de leerlingen en ouders een klachtenbrief naar de school stuurden. (De resultaten van mijn onderzoekje waren openbaar.) De school verklaarde dat de beelden wazig waren. Je kon geen details waarnemen en bovendien waren er geen microfoons. Sinds die dag beraamde iedereen die grapjes uit wilde halen zijn plannen in de wc’s. Toch betwijfelde ik of er echt geen microfoons waren. De school wist dat dit gebeurde en deed er toch niets aan. Aangezien de school onder het beleid van de Regering viel, wist ik vrijwel zeker dat er wel degelijk microfoons waren. Dat hield ik maar gewoon voor mezelf.
Terug naar het plan. Ik besloot te beginnen met wie ik was binnen dit plan. Maar dat was zo moeilijk dat ik eerst maar eens de complete opdracht uiteenzette. Ik moest informatie vergaren. Zoveel mogelijk gegevens en verhalen van zoveel mogelijk mensen. Met die informatie moest ik twee dingen doen: ik moest het doorgeven aan de school en dus de Regering. Daarbij moest ik uit de informatie opmaken wie de mol was binnen de vestiging. Dus ik moest van zowel de soldaten als de Dwalingen dingen te weten komen. Hoe kon ik van beide partijen eerlijke informatie krijgen.
Meneer Woole had de partijen aangegeven als soldaten en gevangenen, dat waren de twee groepen binnen het complex. Wat ik opmerkelijk vond, was dat hij de Dwalingen als ‘gevangenen’ bestempelde. Terwijl we het altijd alleen over Dwalingen hadden. Zou het zijn omdat het vriendelijker klonk? Dat was een interessante vraag. Want ook in de informatie in de envelop stonden beide benamingen vermeld.
Ik las mijn aantekeningen nog eens door. De groep soldaten was ongetwijfeld kleiner dan de groep Dwalingen. De mol deed zich voor als één van de twee.
Als ik er zo over nadacht, ik deed me ook voor als iemand die ik niet was. Ik vond mijn keuze voor de soldatenopleiding nog steeds de meest idiote beslissing die ik ooit had gemaakt. Ik deed me voor als een soldaat, terwijl ik dat zonder enige twijfel niet was. Ik dacht ook niet dat ik met geweld of boosheid dingen los kon krijgen.
Wat waren de verschillende functies eigenlijk van soldaten in die centra met Dwalingen? Dat besloot ik op te zoeken in de informatie die ik had gekregen.
‘Wat doe je eigenlijk, Maeve? Je bent er zo in verdiept dat je ons niet hoort!’ vroeg Reece. Reece was een blondine van mijn leeftijd die tegenover me zat. Ze was wat andere mensen hun beste vriendin noemden voor mij. Al maakte ik eigenlijk geen onderscheid in beste vriendin of wat dan ook.
Ik keek op van mijn papieren en tablet. ‘Sorry?’
Reece lachte. ‘Wat doe je? Je reageerde niet op wat we zeiden. En je hebt zoveel papier, dat heb ik nog nooit gezien bij een scholier. Mag ik het zien?’
Reece was heel erg gesteld op regels en wetten. En aangezien in de wet stond dat niemand andermans spullen ongevraagd in mocht zien, vroeg ze het. (Overigens, er waren letterlijk kleine lettertjes daar. Niemand mag ongevraagd de eigendommen van een ander inzien.
Behalve de Regering.)
Omdat het Reece was en ze het zo lief vraagde had ik de neiging het haar gewoon te geven. Maar toen bedacht ik me de woorden van meneer Woole. ‘Houd het geheim.’
Ik lachte een beetje verlegen. ‘Nee, sorry. Orders van Woole.’
Reece knikte, misschien een beetje teleurgesteld, dat kon ik niet goed zien. Ze was er erg goed in haar gevoelens te verbergen, iets wat me soms helemaal gek maakte, omdat ik instinctief aanvoelde dat ze zich niet goed voelde, maar ze het niet wilde vertellen. ‘Dan niet, jij bent ingedeeld bij Dwalingenwerk, toch? Ik heb gehoord dat je dan weinig voorbereidingstijd hebt en snel weg moet, klopt dat?’ Nog iets over Reece: ze was heel goed in informatie vergaren. Dat zou ik wel even een paar weken van haar willen lenen. Nee, een paar maanden. De stage duurde een half jaar. Ik zou mijn verjaardag, negentien december, niet thuis vieren. De jaarwisseling was ik ook aan het werk. Eigenlijk belachelijk.
Ik wilde weten hoe het er daar uit zag, of er plaatsen waren waar ik privacy had. Wat er daar precies van me verwacht werd. Dan kon ik daar mijn plan op aanpassen. Nu kwam ik niet verder dan de conclusie dat ik het op de zachte en vertrouwelijke manier – en dus riskanter, omdat ik banden moest gaan smeden – moest gaan doen. En het feit dat ik eigenlijk een soort mol was. Omdat ik niet wist wie ik was.
Dat was het moment waarop er een lampje ging branden. Ik stond met een ruk op, schoof alle papieren in de envelop en stopte die in mijn tas. ‘Ik moet even wat aan iemand vragen,’ merkte ik op.
Achtervolgd door de spottende opmerkingen van mijn vrienden (‘Zo, ben je wakker, slaapkop?’ ‘Niet zo snel, straks struikel je nog’) rende ik de kantine uit.
De gangen waren zo goed als uitgestorven. Geen mens wilde hier nu rondlopen. Je kon ook in de cafetaria lol hebben, of studeren in de bibliotheek. Anders was je ingespannen naar de klok aan het kijken en bezig net de doen alsof je je werk maakte, wachtend op de pauze. Zelfs leraren liepen niet rond om spijbelende leerlingen die nog door de school dwaalden het leven zuur te maken met strafwerk. Iedereen was gek op de pauze. Je kon eten en ontspannen, bijkomen van de les. Iedereen, behalve mij… en meneer Woole. Die zat nog in zijn lege lokaal. Hij keek op toen ik de ruimte binnenkwam, nog hijgend van het sprintje.
‘Meneer, ik heb een plan, maar ik weet niet of het mogelijk is en ik moet er wat dingen voor vragen. Kan dat nu?’
Hij lachte. ‘Ik dacht dat je er nooit achter zou komen. Barst maar los, Maeve. Ik wil je plan graag weten.’

Reageer (3)

  • Zoldyck

    Ik denk dat ik verliefd ben geworden op een verhaal!(H)
    Dit zou echt uitgegeven moeten worden!
    Gewoon fantastisch!!!

    1 decennium geleden
  • Aves

    Dit is... In één woord: ongelooflijkfantastischgoed. Dit is te goed voor Q. Dit hoort in een boek. En ik wil dat boek in mijn boekenkast.

    1 decennium geleden
  • Bellaen

    Idylle, hoe meer je schrijft, hoe spannender het wordt. Gewoon wow!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen