Geel - 1week - vriendschap

Ze hebben me altijd verteld niet in de zon te kijken, het licht is gewoon te fel. Je ogen kunnen het niet aan, je kan wel blind worden. Zo heb ik lang naar hem gekeken: alsof hij te fel was voor mij. Ik heb altijd geprobeerd dichterbij te komen, maar er was steeds de onvermijdelijke afstand. Hij duwde me weg, niet bewust, maar hij was een mysterie en dat zou hij altijd blijven. Mijn persoonlijke zon: hij alleen had de kracht om de dag te verwarmen. Hij was ondoorgrondelijk: ik wist de feiten, maar niet de ideeën erachter, ik kon hem nooit kennen zoals ik iemand anders ken. Dat was de oneindige aantrekking die hij op mij had. Ik was een wetenschapster: ook van de zon kon ik nooit het volledig verhaal kennen. We weten wat ze is, wat ze doet, hoe ze ontstaan is nog net. Maar de waaromvraag blijft ook nu nog even onbeantwoord.
Filosofie en geschiedenis, maar ook kennis van het leven, de wereld en pure wijsheid. Dat was waar hij voor stond, dingen waar ik zelf een grote interesse in had en nog steeds heb. Dat trok mij aan in hem, maar ik was niet de enige die naar hem toe gezogen werd. Ik was wel de klunzigste: ik vroeg hem niet mee uit omdat ik er zin in had, ik wist dat hij het niet zou appreciëren. Het waren heel andere dingen die hem voor haar aantrekkelijk maakten, maar ondanks haar aanpak kwam ook zij niet dichterbij.

Een week lijkt een korte tijd: zeven korte simpele dagen. Toch kan er veel veranderen in ‘maar een weekje’. Iedereen had het zien aankomen, niemand het verwacht dat het zo snel ging gebeuren.
De revolutie. Het had altijd iets geleken dat ver weg van mij gebeurde: ik hoorde wel van de opstanden, van de protesten, de stakingen, maar ze leken als feiten uit het nieuws over een land dat ik niet kende. Je verwacht je niet aan een grote betoging op de markt van het kleine stadje waar je opgegroeid bent. Je verwacht niet dat je studentenhuis of universiteit bestormd gaat worden.
Op dag één begonnen de protesten erger te worden, dat leek het begin van het einde. De waterkanonnen waren nog niet zo erg, maar daardoor ook weinig effectief. De mensen werden er agressief van, men reageerde met traangas. De woede werd alleen maar groter. Tegen dag zeven lag iedere overheidsinstelling in puin.

Ergens daar tussen in gebeurde mijn verhaal. De onrust aan de universiteit kwam op de tweede dag, studenten begonnen de straten op te trekken, te vechten voor hun vrijheid. Natuurlijk was hij erbij, dit was waar hij voor gemaakt was: het vereiste inzicht en tactiek. Hij straalde, het gele licht verblindde me, ik had te lang in de zon gekeken. Ik vond mezelf aan zijn zijde enkele uren later op onze campus. Hij sprak een groepje studenten toe, moedigde ze aan, ze gingen vastbesloten de straten op.
De daarop volgende dagen waren geen mooi zicht, mensen raakten gewond, maar ze bleven vastbesloten. Hij liet me niet meer te ver van zijn zijde wijken. Ondertussen veranderde er iets: mijn beeld van hem. Het licht werd steeds minder fel, ik zag alles veel duidelijker. Hij had een groepje studenten achter zich gekregen. Samen kwamen we er doorheen, op de zevende dag stonden we voor het presidentieel paleis.
De kleine explosieven vlogen in het rond, ons kleine groepje stond redelijk ver naar voor, niet de ideale plaats. Hij stond voorop, niet bang voor de explosieven die achter hem binnen de hekken vielen en hier en daar de auto van een diplomaat in een hoopje schroot veranderden.
Mijn hart heeft nog maar één keer stilgestaan. Gelukkig maar, want ik ben niet zeker of ik het nog een keer zou overleven. Het was dag zeven: de laatste dag van de revolutie, maar dat wist niemand nog op dat moment.
Het was een fles wodka met een brandende vod erin, ik wist de naam, maar ik kon er op dat moment toch niet bij. Het zat te ver; mijn bewustzijn zat aan de oppervlakte. Namen deden er niet toe, alleen de actie. Ik zag het als eerste, het viel op geen meter van hem, ik zag het nog vallen. Ik was bang, ik was nog nooit zo bang geweest. Mijn actie was stom, maar het was het enige waar ik aan kon denken. Ik stormde er op af, mijn eigen doodvonnis was getekend. Achteraf kon ik mezelf wel wat aandoen, maar het kwam niet meteen in mijn op om de vlam uit te stampen. Ik greep de fles vast aan de nek, de vlammen likten langs mijn hand, enkele honderdsten van een seconde voor ik de fles ver over het hek heen gooide.
Ik had de brandwonde de eerste paar seconden zelfs niet gevoeld, de adrenaline raasde door mijn aderen, mijn hart sloeg dubbel zo hard als gezond is. De rest van de herinnering was vaag. Ik weet dat op dag acht hij naast me zat in het ziekenhuis, mijn verwonding was lage prioriteit. Dat betekende niet dat ik de pijn niet voelde.
Het was niet makkelijk, maar het volk overwon. Natuurlijk was het gevecht nog niet uitgevochten, de zoektocht naar een rechtvaardige regering was al vaker moeilijk gebleken.

Onze verhouding is veranderd. We zitten naast elkaar op een trein die ons naar huis brengt, mijn hand is ingepakt in verband en brandt nog steeds. Hij vertelt me al de dingen die hij altijd op de achtergrond hield. Het komt wel goed met ons, zeker nu ik niet meer verblind word.
Het felle, gele licht is veranderd in een zachte gouden gloed. Als de opgaande zon, alle passie verloren, ingeruild voor een warm en zacht gevoel van vriendschap.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen