Foto bij Chapter three

Toen ik aankwam op school , trof ik een lege speelplaats aan , wat te verwachten was. Ik moest denken aan Nicholas en hoe veel geluk hij nog had zolang hij in het lager zat , want die moesten maar beginnen om 10uur en ik mocht lekker opstaan om6u30. Niet dat ik er zoveel problemen meehad , want ik was toch een ochtendmens. Slenterend ging ik naar het secretariaat , want het had toch geen nut om me te haasten. Eenmaal bij het secretariaat was er niemand te bekennen wat raar was omdat de mensen daar nooit allemaal weggingen en al zeker niet zonder een briefje aan de deur te hangen met een reden. Ik wuifde de gedachte weg dat er iets ergs zou gebeurd zijn en overtuigde me er van dat het me toch niet kon schelen. Terwijl ik tegen mezelf wat zat te mompelen over dat het zeker niet erg zou zijn dat de rijke trutjes van mijn school ontvoerd zouden zijn , stapte ik naar mijn klaslokaal. Tot mijn grote verbazing was er daar ook geen levend ziel te bespeuren. Alleen een paar biologie boeken en zelfs de boekentas van de leerkracht lag nog op zijn bureau. Vreemd . Opnieuw kwam de gedachte dat er iets ergs zou gebeurd zijn en deze keer kon ik hem niet zo gemakkelijk wegwuiven. Toen besloot ik maar op naar de schooltuin te gaan , ik had geen idee waarom maar het trok me aan , alsof het me riep. Zonder het goed door te hebben , begon ik naar de rivier te rennen. Wanneer ik aankwam was ook daar niemand aanwezig. ‘Eeepooniinee,Eepooniinee’, ik schrok op toen ik mijn naam hoorde fluisteren vanuit de rivier die midden in de tuin stond. Na een tijdje hoorde ik ze niet meer dus overtuigde ik mezelf ervan dat het maar een gedachte was, dat ik helemaal paranoïde begon te raken. ‘Kom tochhh dichterrrr’, deze keer verstijfde ik van angst en ik moest een gil onderdrukken , niet dat het zou uitmaken want er was hier toch niemand. Na even als een standbeeld te blijven staan , besloot ik dan toch maar om naar de rivier te gaan. Niet rennend of slenterend maar bijna sluipend ging ik naar de waterbron waarin een mooie fontein vredig water stond te spuiten , het water ging soepel van links naar rechts ,werd kleiner en groter en ik kon mij niet herinneren dat het zo in willekeurige richtingen kon gaan. ‘Eeepooniinee’, hoorde ik een zangerige stem weer fluisteren. Nu was ik al minder angstig, maar ik had blijkbaar al de hele tijd mijn adem ingehouden want mijn longen schreeuwden naar lucht. Deze keer kon ik mijn gil niet inslikken en tierde voor de hele buurt toen ik zag wat er in het water was. ‘Sssstt! Laat niemand merken dat we hier zijn!’, siste de ene naar me. Het waren drie meisjes , met goddelijk lang haar dat in een midden scheiding lag en rond hun hoofd een bloemenkrans. Toen ik verder naar de bodem keek , plopten mijn ogen bijna uit mijn oogkassen. Ze hadden oogverblindende roze vissenstaarten en op hun rug een paar bijpassende doorschijnende vleugeltjes .

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen