You Belong With Me: Part 35
Vastberaden sprong ik zo hoog ik kon in de lucht. Een schelle luchtstraal volgde en mijn vleugels schoten uit mijn rug en fladderde rond mijn lichaam. Ik voelde de kracht door mijn lichaam stromen en ik vloog snel enkele meters omhoog, waar ik meteen aangevallen werd door enkele andere feeën. ‘Espernio!’ riep ik kwaad. Een twintigtal feeën vielen meteen bewusteloos naar de grond. De anderen keken hen even na, maar kwamen toen dreigend weer op me af. Een glimlach verspreide zich op mijn gezicht terwijl ik mijn zwaard trok en op hen af vloog. De strijd was hard, maar ik had geen moeite met al mijn aanvallers. Toch leek het onmogelijk te zijn het leger te verslaan. Het maakte niet uit hoeveel je er versloeg, ze bleven maar komen. Ik en Anouk werden bij elkaar gedreven en de anderen vormden en cirkel rond ons. ‘Cailey, plan b?’ vroeg ze. ‘Wacht maar af’ grijnsde ik. Ik greep mijn pijl en boog en richtte ze op de eerste fee voor me. Toen de pijl haar hart raakte, werden haar ogen blauwe en richtte ze zich niet langer op ons, maar op haar vrienden. Ik vuurde zo snel ik kon zoveel mogelijk pijlen af, want zodra hij iemand geraakt had keerde hij weer terug. ‘Ik ga kijken of ik op de grond kan helpen.’ Knikte ik en lande weer op de grond. Ik keek om me heen. Iedereen die ik kende vocht zo hard ze konden tegen een vijand die ze niet konden inschatten. Ik zag vele gewonden, hier en daar lag iemand op de grond en de strijd leek onmogelijk te winnen. Uiteindelijk zag ik Niels. Hij stond voor een grote groep kinderen, eerstejaars denk ik, die bang meevochten. Ik wilde er naar toe gaan om te helpen, maar drie mensen versperde me de weg. een vrouw met lang, blauw haar keek me vijandig aan, naast haar stond een man met pijl en boog en wit haar dat warrig om zijn hoofd zat. En tenslotte stond naast hem de man die ons daarstraks had toegesproken, zijn rode haar hing voor zijn gezicht. De leiders van de drie werelden. Ik besefte dat als ik hen versloeg, de strijd over was. Maar kon ik dat wel? Zij waren de sterkste van allemaal, en samen waren ze onoverwinnelijk. Maar ik moest het proberen. Ik kon nog net op tijd mijn zwaard trekken voordat de roodharige man zijn zwaard door mijn hart zou boren. De vrouw trok ook haar zwaard en begon mee te vechten. Ik probeerden hen allebei te blokkeren terwijl ik oplette dat de derde man niets zou doen. De witharige man vuurde rakelings vervloekingen op me af en ik deed mijn best om ze te ontwijken, waardoor ik met een zwaard geraakt werd in mijn arm en mijn zij. Ik vloekte terwijl ik verder vocht. Ik besefte dat een grote kring rond ons was ontstaan en velen het vechten hadden opgegeven om naar ons te kunnen kijken. Ik vuurde met mijn toverstok een lamstraal af op de vrouw, maar ze ontweek hem makkelijk en vocht verder. Dit leek hopeloos. Ik stak met mijn zwaard zo hard ik kon in de buik van de man, maar de andere man greep me vast en hield zijn zwaard tegen mijn nek. Ik slikte, nu was alles verloren. ‘Wat is er meisje? Kan je niet meer weg? Wat zielig. Is dit nu echt alles wat je kunt?’ fluisterde hij in mijn oor. De woede borrelde op in mijn maag en ik voelde dat een kracht diep binnen in me het van me over nam. Een hare wind stak op en liet mijn haren rond mijn hoofd vliegen.
Er zijn nog geen reacties.