Schuldig. Ik was schuldig. Dat was het enige wat iedereen naar mijn hoofd zwierde. Dat was het enige wat de laatste tijd in mijn gehoorgangen gleed en vast kwam te zitten in mijn hersenen. Het botste tegen elke cel in mijn lichaam en liet zijn aanwezigheid dan ook duidelijk melden. Irriterend verwijderde het al mijn andere gedachten of elk ander woord dat mijn gedachten binnendrong. Maar was ik ook echt schuldig? Was het geen soort misverstand, waar ik mee geconfronteerd werd. Waren al deze vermoeide dagen, al die dagen van ontkenning voor niets geweest. Waren al die tranen, het zweet dat op mijn lichaam plakte voor niets geweest. Was elk moment, waar het bloed sneller als normaal pulseerde voor niets geweest. Al die moeite om dat ene zinnetje over en over te zeggen. Was dit allemaal voor niets geweest?
Het was al erg genoeg om elke dag weer op die zelfde houten stoel te gaan zitten. Elke dag weer moest ik naar de zelfde mensen kijken, waar ik onderhand wel de kriebels van kreeg. Die blikken, die doordringende ogen die me elke keer weer aankeken, net of ik een soort monster was. Ik wist dat ze me ook zo beschouwden en daar was geen ontkennen aan. Spijtig genoeg kon ik hun niet veranderen. De bewijzen stonden over duidelijk op mijn gezicht geschreven. De getuigen stonden vermaakt naast me. Alles was nog te vers op mijn netvliezen gebrand. Geen enkele ontkenning was goed genoeg om mijn onschuld te bewijzen.
Ik wilde wegrennen van alles en iedereen die zich tegen me keerde, mijn tegenpolen werend. Ik wilde wegrennen naar een plek waar ik me thuis voelde, geen enkele vijand in mijn buurt. Niemand die kon zeggen dat ik schuldig was.
Een zucht verliet mijn mond, toen ik mijn hoofd tegen de muur liet steunen en wat haren uit mijn gezicht haalde, waarna ik ze achter mijn oren verstopte. Mijn blik was gericht op mijn short die een blauwe kleur met zich mee droeg. Mijn gedachten gleden meteen weer naar de dag waar het werd vast gesteld dat ik schuldig was. Die blauwe kleur was perfect te vergelijken met de prachtige hemel, die door het land uitreikte. Geen enkele wolk die zijn pracht durfde te treiteren. De wind die zachtjes, maar liefdevol suisde rond de landschappen en zachtjes van zich liet horen. Het knarsen van blaadjes en takjes die over elkaar schuurden, ondanks de weinige ruimte voor beweging. Het gefluit van vogels, die hun babbeltje deden met elkaar op een willekeurige tak. Het klonk als muziek in de oren en de mensen genoten er duidelijk van, Net zoals ik. Ik genoot van de warme zon, die mijn huid streelde en het kriebelende gras dat onder mijn billen plakte. Het parkje was niet al te groot, maar het was wel een dierbare plaats voor me. Het was een plek waar ik kon nadenken, waar ik alleen kon zijn.
Spijtig genoeg op een dag zoals deze, was er niet veel aan mijn dierbare plek. Ontelbare mensen hielden hun dagelijkse wandeling hier en honden die rond raasden door de kleine vlakte waren ook niet te missen. Toch was het heerlijk om hier te rusten en een kleurtje op te doen. Iets waar ik verzot op was.
Mijn blik gleed over het hele terrein en ik vestigde mijn aandacht op een klein jongetje, met korte blonde haren. Hij zag er nogal verward uit, zoekend naar iets. Zijn blik gleed naar iedereen, die hem passeerde en af en toe sprak hij een onbekend persoon aan, ietwat onzeker. Treurend keek hij naar het groene gras en wreef met zijn arm over zijn smalle gezicht. Hij keek weer op, toen een labrador van zich liet horen, ondanks zijn baas een snoepje in de lucht hield. Als een gek spurtte de hond naar zijn baas en at het snoepje smakkend op. Mijn blik kruiste met die van het jongetje en na een lichte twijfeling, kwam hij naar me toe gewandeld. Rode kringen onder zijn ogen waren duidelijk zichtbaar, waarna een zachte snik over zijn rode lippen rolde. Met moeite had hij zijn mondhoeken, voor enkele seconden omhoog gekruld, waarna ze meteen terug naar beneden vielen. 'Heb jij mijn mama gezien?' Vroeg hij, een lichte trilling in zijn stem. Mijn hart miste een slag, toen zijn stem niets meer dan angst en verdriet uitstraalde. Ik haalde wat haren uit mijn gezicht en teleurstellend schudde ik mijn hoofd. 'Nee, maar laten we haar samen gaan zoeken,' zei ik zo positief mogelijk, om de kleine jongen wat hoop te geven. In een soepele beweging drukte ik me af van het gras en krulde mijn mondhoeken naar boven, toen ik recht stond. Een tikkeltje overdreven knikte hij, waarna ik kon zweren dat ik een twinkeling in zijn blauwe ogen zag. 'Mijn naam is Josh,' zei hij na een korte stilte, toen we enkele meters verder waren.
'Mijn naam is Ana - Lucia.' Ik glimlachte naar het jongetje, toen zijn slechte humeur een peil gezakt was. Hij huppelde door het gras en ratelde aan één stuk door over zijn nieuwe auto, die hij had gekregen voor zijn verjaardag. Ik had zijn gedachten wat laten rusten, waarbij ik hem had meegenomen naar een meer, die diep in dit park lag. Weinig mensen wisten van deze plek af en Josh vond het spectaculair en sprong dan ook vrolijk de lucht in. Zijn lach kreeg ik niet meer van zijn gezicht, waarna ik ook zacht begon te lachen. Ik schudde mijn hoofd en liep naar Josh toe. 'Jij bent gek!' Riep ik vermaakt en liep als een gestoorde naar hem toe, waarna hij schreeuwend van me weg liep. Ik zag hoe het jongetje als zijn energie in zijn benen stak en zo snel weg rende dat hij geen idee had, waar hij naar toe liep. Met een grote knal viel zijn tengere lichaam in het koude water en voor ik ook maar kon reageren, was zijn hele lichaam niet meer zichtbaar. De stilte was beklemmend. Geen enkel geluid was te bekennen. De vogels, die daarnet nog vrolijk zongen, floten zelfs niet meer. Stokstijf keek ik naar het stille meer, geen enige reactie. Ik was radeloos..
Zo snel ik kon liep ik het meer in en griste met mijn handen in het water, hopend dat ik zijn lichaam te pakken kreeg. Mijn hart stond enkele seconden stil, toen ik een hand voelde, waarna ik meteen mijn greep verstrakte en Josh uit het water sleepte en hem op de oever legde. Tranen prikte achter mijn ogen, toen ik zag dat hij zonder enige beweging daar lag, zijn huid bleek. Zachtjes begon ik te snikken en zonder ook maar iets te doen, keek ik het levenloze lijk aan. 'Josh?' Zei ik verward, niet wetend wat ik moest doen. Een snik verliet mijn mond, wanneer hij niet reageerde op mijn stem. Een traan rolde over mijn wang en hopeloos begon ik harder te snikken. 'Josh,' zei ik hopeloos, hopend dat hij nu wel zou reageren. Hij bleef stokstijf liggen en huilend legde ik mijn hand in de zijne en gaf er kleine kneepjes in. Zijn ogen waren gesloten en zijn ademhaling nam langzaam af. Hopeloos legde ik mijn handen tegen zijn arm en duwde hem zachtjes. 'Josh, adem. Alstublieft' Ik keek weer naar zijn gezicht en een traan rolde weer over mijn wangen, toen hij weer niet reageerde. Niet op mijn stem, niet op mijn aanrakingen. Tranen rolde eindeloos over mijn gezicht, waarna ik door de vlakte keek.
'Kom op, Josh. Je kan je nieuwe auto toch niet alleen laten.' zei ik wanhopig. Ik keek weer naar Josh en mijn hart miste weer een slag, toen het bekende geluid van zijn ademhaling gedoofd was. Snikkend legde ik mijn hoofd op zijn borst en het park werd gevuld door mijn snikken. Ik greep zijn hand weer vast en kneep er hard in, toen ik voelde dat zijn hartslag gestopt was.
Het was waar. Iedereen had gelijk. Ik was schuldig. Ik had Josh vermoord.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen