5. de heksen van de Toverburcht
Arthis vertrok twee dagen later, uitgezwaaid door Yara, Yindé en de kleine Dolf die er nauwelijks iets van begreep. Tijdens zijn afwezigheid, ze hadden allemaal het gevoel dat hij voor altijd weg zou blijven, bleven ze bij Corsita. Corsita was een jeugdvriendin van hun mama, maar ze had nadat Gianna stierf waren ze met haar contact blijven houden. Ze had zelf drie kinderen, maar geen man, want die was tijdens een ander bombardement gestorven. Yara vond Corsita heel aardig, maar ze kon hun vader nu eenmaal niet vervangen.
Corsita zei dat we dapper waren, omdat we geen van drieën huilde doen onze vader vertrok, maar Yara voelde -alhoewel ze geen tranen had om deze gevoelens te bevestigen- dat haar hart huilde, net als haar ziel.
In de twee daaropvolgende weken ging alles snel, te snel. De oorlog verspreidde zich in snelvaart over het land. Er kwamen geruchten de stad binnen over vreselijke veldslagen, maar van Arthis geen nieuws. Hoewel Yindé probeerde al die praatjes niet te horen en haar oren er voor te sluiten, kon ze ze niet afsluiten van haar hart en hoofd, die al snel bevolkt waren met voortdurende nachtmerries over haar vader.
Al snel kregen zij en Yindé echter nog iets anders om zich zorgen over te maken, en niet alleen zij. In minder dan geen tijd was bijna heel al wat de stad ooit aan kinderen en ouderen had gehalveerd. Xiré, de opperbevelhebber van de Duisteren, had met zijn magie ziektes verspreid onder het volk, en kinderen en ouderen bezweken sneller. Dolf werd ook ziek.
Corsita boog zich bezorgd over het rode kindergezichtje van hun broer. Ze had haar drie kinderen verboden met hem te spelen, maar ze was bang dat ze toch al besmet waren geraakt. Yara kon het haar niet kwalijk nemen. Zelf voelde ze zich ellendig. Fysiek was ze kapot, doodmoe van de vele slapeloze nachten en van de nachten waarin ze zó slecht sliep dat ze niet meer durfde te gaan slapen- te bang voor haar nachtmerries. Yara kon aanYindé zien dat het met haar niet veel beter ging.
Maar emotioneel voelde ze zich nog slechter. Elke dag zag ze hoe het slechter ging met haar broer. Ze weigerde het te erkennen maar ergens diep in haar wist ze al dat hij niet meer te redden was.
Yindé voelde hoe haar lichaam meeliep, hoe haar voeten bewogen, maar ze was er zich nauwelijks van bewust. Als in een droom stapte ze mee met de kleine begrafenisstoet. Ze hoorde Corsita jammeren, ze zag mensen stoppen en hun hoed afnemen maar ze nam het allemaal niet waar. Haar broer was dood, haar Dolf was dood, wat kon haar de rest van de wereld schelen? Het verdriet om Dolf en hun vader, Arthis, nam al zoveel plaats in beslag. Want de nederlaag van het leger tegen de Orlinsh was een feit geworden. Welliswaar was er geen bewijs dat hun vader gestorven was, maar ze was nog veel minder bewijs dat hij het overleeft had. Er waren bijna geen overlevenden. Yindé klampte zich vast aan haar laatste beetje kracht, haar laatste beetje hoop. Met dat laatste beetje naïviteit dat nog bestond in haar hart, geloofde ze dat er een kans was dat haa vader nog leefde.
Ze deed haar ogen toe en overtuigde zichzelf ervan dat ze dit geloofde, anders werd ze bijna zeker gek. Maar toen ze haar ogen terug opendeed werd het kleine, veel te kleine, kistje van Dolf net in zijn graf gezet en alle hoop gleed uit haar weg.
De koning hoopte wel nog. Hij had de heksen om hulp gevraagd, de heksen van de Toverburcht! Iedereen sprak erover, want dit was heel ongewoon. Van oudsher waren de heksen beroemde wezens, maar het gewone volk was meestal bang van hen. Er bestonden veel legendes over hen, maar eigelijk wisten de buitenstaanders niet wie ze waren. Het was bekend dat ze met vijf waren, vijf heksen die in de Toverburcht toverij bedreven. Veel meer wist niemand over hen. Voor Yindé was het maar al te duidelijk dat de heksen het niet zouden helpen, ze had het eigelijk helemaal niet op heksen. Nee, ze vond hen arrogant en egoïstisch. Waarschijnlijk konden ze met hun magie de Duistere krachten wel overwinnen maar nee, ze verroerden geen vinger om hen te helpen, ze bleven gewoon lui in hun kasteel zitten. Yindé voelde zich trillen van woede terwijl ze weg stapte van de begrafenis, net op dat momment hoorde ze muziek. Het was vreemd dat dit wel tot haar doordrong, want eerdere geluiden of aanwezigheden had ze gewoon langs zich heen laten gaan, maar deze muziek had zoiets opvallends en moois dat ze zich metteen omdraaide.
Haar mond viel open van wat ze toen zag. Ze herinnerde zich nog duidelijk een passage in een of andere oude legende over de heksen: Ze zijn met vijf, en ze zien er alle vijf , maar hoewel ze vijf verschillende personen zijn zien ze eruit als één. Hun eenheid is zo sterk dat je het gevoel hebt dat ze hetzelfde denken, ze zijn preccies op elkaar ingespeeld, er bestaan geen afzonderlijke inviduen.
Toen ze de vijf personen in het midden van het marktplein zag staan wist ze wat de schrijver hiermee had bedoeld. Hoewel de vijf vrouwen in niets op elkaar leken, een andere leeftijd, een ander uiterlijk en andere kleren, voelde je hun vijfhoekige macht door de lucht trillen.
Ze besefte dat de muziek ophield en dat één van de heksen -Yindé kon ze nauwelijks als vrouwen zien, zo onaards zagen ze eruit- naar voren stapte en riep:
“Wij, heksen van de Toverburcht, hebben besloten de mensheid te helpen. Wij hebben één iemand uitverkoren, de zesde heks zal in ons midden komen! Alhoewel zij nog zeer jong is huist in haar de kracht van de eendracht en de wil naar vrede. Wij roepen de zesde heks tot ons!” Toen begonnen de vijf vrouwen tegelijkertijd te zingen: “Wij roepen je, wij roepen je, kijk ons aan. Volf je roeping, wij roepen je, wij roepen je, kijk ons aan! Zesde heks, kom in ons midden staan!”
Yindé draaide zich verrukt om naar Yara. “Ze komen ons helpen, zusje!” riep ze enthosiast, maar de blik in Yara’s ogen was zo angstaanjagend dat Yindé onwillekeurig een stap naar achteren deed.
Reageer (1)
je schrijft echt super goed
1 decennium geleden