Haunting
Met trillende handen steekt ze een kaars aan. Het zwakke schijnsel werpt een doffe schaduw op de stenen wanden van de lange gang die vooraf gaat aan een stel kleine vertrekken die gespiegeld zijn aan de ruimten tegenover hen.
Aan het einde van de gang leidt een wenteltrap naar hogere gangen en kamers.
De ijzeren treden laten de voetstappen door het ronde trappenhuis galmen en sterven langzaam weer weg wanneer het paar voeten de trap weer verlaten heeft.
Een deur piept en een plank kraakt. Gordijnen wapperen in het maanlicht en de kaars wordt in de haard gegooid.
Het hout dat erin ligt ontbrandt meteen en het wordt al snel warmer in het kale vertrek wanneer ook de ramen zijn gesloten. De rafelige, vaalrode gordijnen hangen weer stil.
De kamer wordt afgesloten door een sleutel met een lange baard. Deze blijft in het slot zitten en de deur wordt ook nog eens vergrendeld door een dikke staak van eikenhout.
Nu de rust is wedergekeerd, laat ze zich op het bed vallen en staart naar het zwarte satijn dat de hemel van haar bed voorstelt.
Wanneer het lekker warm is en het knapperen van het haardvuur haar half in slaap sust, laat ze zich uit bed glijden. Haar jurk valt als een hoopje om haar enkels wanneer hij van haar smalle heupen glijdt en ze laat een nachtjapon over haar hoofd zakken.
Dan kruipt ze terug in bed en sluit haar ogen.
‘Dat kan me niet schelen!’
Een kleine gedaante krimpt ineen van angst. De rug gebogen en ogen op de voeten van de ander gericht.
De stem die net had gesproken is een stuk zachter zodra hij opnieuw klinkt.
‘Ik wil dat je mijn paard in gereedheid brengt. Ik wil over enkele uren kunnen vertrekken.’
De gedaante waagt het erop om zijn ogen even op te slaan naar zijn meerdere, maar zijn blik wijkt wanneer hij de blik in de ogen van zijn meester ziet. Hij mompelt iets wat betrekking heeft op zijn taken en maakt zich uit de voeten na een diepe, trillerige buiging te hebben gemaakt.
Terwijl het woud in slaap komt, snellen er vier benen over de met mos bedekte bodem. De aarde is hard van de lange vorst en er verschijnen kleine kraters wanneer de hoeven zich erin boren.
Het paard, met de naam IJsbrand, draagt zijn meester tot aan de burcht die oprijst wanneer hij de rand van het woud heeft bereikt. Witte wolken komen uit zijn neusgaten en hij schraapt met zijn hoeven wanneer ze wachten.
Ze wachten tot de maan op zijn hoogst is voor ze de burcht betreden. De poorten zijn open omdat men in dit woud geen bezoek verwacht, een mooie gelegenheid voor een onverwacht bezoek.
De voetstappen van IJsbrand weergalmen tegen de stenen muren, maar zijn ruiter is niet bang om de bewoners te wekken. Er zijn er niet veel en de meeste van hen zullen niet gestoord worden door het stapvoetse geklak.
‘Maak je maar geen zorgen, liefje. Je bent veilig.’
Twee armen sluiten zich rond haar middel en drukken haar tegen een gespierd bovenlichaam. Ze voelt een warme adem in haar nek en hoort het tekeer gaan van een hart tegen zijn ribbenkast.
Het zweet breekt haar uit als er lieve woordjes in haar oor worden gefluisterd. Het duizelt haar wanneer er een kus in haar hals word gedrukt. Lippen die de lijnen van haar nek volgen. Een tong op haar sleutelbeen…
Er wordt op de deur geklopt en een zachte vrouwenstem roept haar naam.
‘Scarlette… Mevrouw?’
Op haar blote voeten loopt ze naar de deur en draait de sleutel om. Ze fatsoeneert haar haren en werpt een blik op het raam. De maan werpt nog altijd een blauwe gloed op haar zwarte vloerplanken en ze kan nauwelijks een paar uur terug zijn. Men heeft nu al door dat ze weer thuis is.
Scarlette haalt de grendel van de deur wanneer er nogmaals geklopt wordt.
Francisca, de meid, loopt snel naar binnen en duwt de deur achter zich dicht. Ze leunt er even tegenaan terwijl ze op adem komt en intussen neemt ze Scarlette nauwkeurig in zich op.
Het meisje gaat weer op haar bed zitten na een kaars aan te hebben gestoken in de haard. Deze zet ze op haar nachtkastje neer.
Francisca legt haar oor even tegen de deur voor ze een vinger op haar lippen drukt en naar het bed toe loopt waar ze op de rand plaats neemt.
‘Wanneer bent u teruggekomen?’ vraagt ze zacht. ‘Iedereen dacht dat u voor eeuwig verdwenen was.’
Scarlette verkiest daar niet op te antwoorden en wacht tot Francisca gaat vertellen wat ze komt doen.
De meid staart echter naar haar handen, gevouwen op haar schoot en lijkt geen aanstalten te maken om met een verhaal te beginnen. Daarom vraagt Scarlette er zelf naar.
Francisca haalt diep adem en rafelt de zoom van haar schort.
‘Hij is u achterna gereisd,’ zegt ze met een trilling in haar zachte stem. ‘Er is een ruiter binnen.’
Scarlette maakt geen enkele beweging bij het horen van deze informatie. Ze kan er in eerste instantie ook niet zo veel mee. Hij is hier. Hij zal haar vinden.
Ze voelt zich ineens ontzettend stom. Het is niet moeilijk voor hem om haar te vinden nu ze is vervloekt. En ze zal er ook niet vanaf komen, tenzij iemand vrijwillig zijn leven voor haar geeft.
‘Hij zal iedereen die hem in de weg staat uitroeien,’ fluisterde Francisca.
De meid houd nogal van drama, maar Scarlette weet dat ze deze keer gelijk heeft en dat ze zeker niet overdrijft. De kans dat het kasteel na deze nacht nog overeind staat, is ontzettend klein wanneer Scarlette hier blijft.
‘Goed,’ zegt ze moedig terwijl ze uit bed springt en zich warm aan begint te kleden. Ze zal haar koninkrijk redden door weer te vertrekken. Hopelijk weet niemand, behalve Francisca dat ze hier is. ‘Het is beter als ik weer verdwijn.’
De meid schudt haar hoofd. ‘U kunt nu niet gaan. U bent moe. Bovendien is het te gevaarlijk.’
Scarlette laat zich niet zo gemakkelijk tegenhouden. Ze bindt haar haren in een staart met een zwart lint en kijkt haar bediende ernstig aan.
‘Het is nog gevaarlijker als ik hier blijf. Hij wil alleen mij.’
Francisca schudt opnieuw heftig met haar hoofd, waardoor haar blonde haren sierlijk alle kanten op zwaaien.
‘Ik kan niet toestaan dat u nu vertrekt...’
‘Maar ik kan jou wel opdragen te gaan,’ antwoord Scarlette kalm.
IJsbrand snuift en zijn meester stijgt af. Hij zwaait met zijn staart wanneer zijn meester hem achterlaat en fier de binnenplaats van de burcht oversteekt. Het is alsof hij zijn weg kent, zo zelfverzekerd betreed hij de gangen. Hij haalt een brandende toorts van de muur zodat het vuur de vloer voor hem kan verlichten.
Maanlicht schijnt over zijn donkere gestalte en maakt tot hem een angstaanjagend figuur. Zijn leren laarzen maken nauwelijks geluid op de stenen vloeren.
Hij baant zich snel een weg over de trappen, zonder dat hij zijn ademhaling versnelt. Zijn haren wapperen achter hem aan een glimlach tekent zijn gezicht wanneer hij voor de deur staat. Hij ziet hoe iemand de hoek om glipt, maar aan het silhouet van de persoon kan hij zien dat het niet degene is die hij nu wil zien.
Zijn hand rust al op de koperen knop, maar terwijl hij dat doet, hoort hij een ademhaling aan de andere kant van de deur. Hij aarzelt niet, maar wacht geduldig af.
‘Ga!’ zegt Scarlette terwijl ze haar handschoenen aanschuift.
Ze neemt het enige wapen wat ze heeft, een kort en breed mes, van haar kaptafel en snijd haar haren net boven het zwarte lint af. Haar paardenstaart valt op de grond en Scarlette schudt even met haar hoofd zodat haar haren rond haar smalle gezicht vallen.
Ze steekt het mes in de schede wanneer Francisca de deur begint te ontgrendelen. Ze doet hem zorgvuldig weer achter zich dicht en Scarlette is weer alleen.
Als hij al in het kasteel is, moet ze snel zijn.
Geruisloos slaat ze haar mantel om en dooft de haard.
Wanneer ze weer naar de deur wil lopen, begint hij te kraken en langzaam gaat hij open.
‘Je bent geweldig, Lette!’
Scarlette tilt haar rokken omhoog en loopt de stenen trap af. Ze laat haar hand kussen wanneer ze beneden is en samen lopen ze naar buiten.
Het rijtuig staat al klaar en Dagon helpt haar met instappen. Dan loopt hij weer terug om haar spullen op te halen, maar nog voor hij terug is, beginnen de paarden te lopen.
Sneller en sneller.
Scarlette kijkt naar buiten, maar ziet Dagon niet meer naar buiten komen.
Ze begint te roepen en in paniek te raken. Waarom reden ze al zo snel weg?Als ze bij haar vader aangekomen was, zou ze er direct iets over zeggen.
Terwijl het voertuig voortraast, denkt ze aan Dagon. Het zal een eeuwigheid duren voor ze hem weer zal zien. Ze mist hem nu al en tot de bruiloft kunnen ze niet zoveel samenzijn.
Het rijtuig mindert vaart. Waarschijnlijk moet er tol betaald worden, denkt Scarlette en ze blijft rustig zitten.
Buiten hoort ze de paarden met hun staarten zwaaien en eentje hinnikt zenuwachtig.
Dan wordt opeens haar portier ruw opengerukt en een gezicht kijkt haar aan. Het is een knap gezicht, zo rond de dertig jaar oud. Brede wenkbrauwen en volle lippen worden omlijst door weelderige lokken zwart haar.
Scarlette hoort niets van de stem die haar toespreekt, want achter de man die haar vriendelijk aankijkt met zijn amberkleurige ogen, ziet ze Dagon.
Hij zit in knielende houding en zijn handen zijn op zijn rug gebonden.
‘Kus me, dan laat ik hem vrij,’ zegt de man.
Angstig kijkt Scarlette naar Dagon.
Hij schudt zijn hoofd en Scarlette doet hetzelfde naar het gezicht van de man die nu heel dichtbij het hare is.
Scarlette richt haar blik weer op Dagon die zich los probeert te maken, maar hij wordt door iets wat Scarlette niet kan zien in bedwang gehouden. De touwen snijden in zijn lichaam en knijpen zijn keel dicht. Scarlette ziet hoe zijn ogen in zijn kassen rollen en slaakt een kreet.
Rond de lippen van de man verschijnt een glimlach als Scarlette zich naar hem toebuigt en hem kust.
Scarlette doet een aantal stappen naar achteren, totdat ze met haar rug tegen haar hemelbed gedrukt staat.
De blik die in haar ogen schuilt, laat pure haat en afkeer zien, wanneer hij over de drempel stapt.
‘Dat was niet de bedoeling,’ zegt Mephisto met een speelse ondertoon in zijn stem.
Scarlette kijkt hem vuil aan.
‘Lieverd, ik wil je beschermen. Het is niet de bedoeling dat je er dan zomaar tussenuit glipt.’
Scarlette luistert niet naar die woorden. Ze weigert om te reageren op het woord ‘lieverd’. Niet als het uit zijn mond komt.
Mephisto steekt zijn hand uit. ‘Kom. Kom bij me, liefste.’
Scarlette draait haar hoofd weg wanneer Mephisto zich niet meer in kan houden en ongeduldig een hand op haar wang legt.
Ze voelt zijn adem in haar hals en zijn gele ogen boren zich in die van haar.
Hij legt een hand om haar middel en trekt haar dichter tegen zich aan. Zijn tong streelt haar lippen, maar ze opent ze niet.
‘Je zult hier niet sterven, dat weet je,’ zegt hij zacht. Zijn lippen dwalen af naar haar oor en bijten er zachtjes in. ‘Je leven wordt pas weer menselijk wanneer je mij het jawoord geeft. Maar daar hoef ik je niet meer aan te herinneren.
Scarlette voelt hoe de vingers van zijn andere hand langs haar sleutelbeen spelen. Ze weet een huivering goed te onderdrukken en blijft rechtop staan. Haar blik wijkt geen moment van het gezicht van Mephisto wanneer hij zijn hand een stukje laat zakken en haar mantel wat oplicht.
‘Je krijgt hem er niet mee terug door zo koppig te blijven. En je bent hem ook niet meer zo trouw geweest sinds je bij mij hebt geslapen.’
Scarlette laat nergens uit blijken dat zijn woorden haar iets doen. Hij dwong haar, dat weet ze. En zodra ze hem weer heeft afgeschud, gaat ze weer opzoek naar de enige persoon die haar liefde wel heeft gevonden.
‘Je zult ons toch niet kunnen scheiden,’ zegt ze dapper.
‘Maar dat heb ik toch al gedaan, lieveling? Je zult toch altijd bij mij zijn?’
Scarlette schudt krachtig haar hoofd.
De handen van Mephisto vinden zich een weg over haar lichaam en het voelt alsof ze overal zijn, tot hij zijn linkerhand op haar rug legt en verwacht haar haren te voelen.
Dan kijkt hij met een ruk op naar haar hoofd. Het was hem nog niet opgevallen, ziet Scarlette in zijn ogen. Haar lange, zwarte lokken zijn verdwenen en ze ziet aan het gezicht van Mephisto dat hij razend wordt. Hij was dol op haar haren geweest.
‘Ik heb je alles geboden wat in mijn macht ligt,’ zegt hij zacht. Zijn stem sist tussen zijn lippen door, wat hem nog dreigender maakt en Scarlette kan deze keer een huivering niet bedwingen. ‘Ik heb gedaan wat ik kon om je zo’n gelukkig mogelijk leven te geven, maar het enige wat je doet is klagen! Klagen en zeuren. Ik weet dat je over hem droomt, dat je naar hem verlangt en hem hebt gezocht.’
Hij laat haar los, buigt mistroostig zijn hoofd en draait zich van haar weg.
‘Als dat is wat je wilt,’ zegt hij gesmoord.
Scarlette hoort een doffe plof achter zich op het bed en weet dat de magiër haar heeft gegeven wat ze wilde.
Ze draait zich aarzelend om, uit angst dat het beeld wat ze verwacht niet gelijk is met de realiteit.
Dat is inderdaad niet het geval.
Ze ziet Dagon naakt op haar bed liggen. Over zijn lichaam lopen littekens en sommige wonden zijn nog niet eens genezen. Zijn ogen zijn gesloten, maar Scarlette ziet dat zijn borstkas op en neer gaat en weet dat hij nog ademt.
Ze knielt bij de rand van haar bed en streelt zijn wang. Even voelt ze de aandrang hem te kussen, maar weet dat dat door Mephisto’s magie zijn dood zal betekenen.
Ze huilt niet, wanneer ze zo naar hem kijkt en met de punt van haar mantel veegt ze het opgedroogde bloed van zijn gezicht.
Dankbaar kijkt ze op naar Mephisto en beseft dat dit niet het einde van haar gevangenschap betekent. Hij zal haar nog steeds achterna zitten.
Ze kijkt weer naar Dagon en ziet dat het bloed, dat ze zojuist had weggeveegd weer op zijn wang zit. Ook voelt ze haar haren in rap tempo weer aangroeien en beseft dat Mephisto haar haar liefde wel heeft teruggegeven, maar dat hij de vloek niet heeft weggenomen.
‘Als dit is wat je wilt,’ zegt Mephisto opnieuw.
Scarlette kijkt weer naar Dagon. Zijn borst beweegt niet meer en Scarlette voelt hoe de wanhoop bezit van haar begint te nemen.
Ze kijkt Mephisto smekend aan.
‘Alsjeblieft,’ zegt ze zacht.
‘Trouw me.’
Ze schudt haar hoofd. ‘Dat kan ik niet. Dat weet je.’ Haar stem slaat over, haar keel is droog. ‘Ik kan niet met iemand trouwen die zijn broer zo behandeld.’
Ze pakt Dagons hand en knijpt er zachtjes in. Met haar duim streelt ze zijn vingers en fluistert liefkozende woorden tegen hem. Ze zegt dat hij nog even bij haar moet blijven en dat alles goed komt.
‘Genoeg!’ roept Mephisto met een gekwelde blik in zijn ogen.
Op dat moment begint Dagon weer met ademhalen. Zijn ogen gaan wagenwijd open en hij kijkt verrast in het gezicht van Scarlette.
Zijn ogen schieten door de kamer en blijven rusten op zijn broer die ineengedoken in het midden van de kamer staat. Hij kijkt op en Scarlette ontdekt een schittering in zijn ogen die ze niet kan plaatsen. Diezelfde schittering is ook in de ogen van Dagon te zien. Een soort connectie.
‘Als ik jou niet kan krijgen, jij ook niet, broertje,’ fluistert Mehpisto op het moment dat Dagon Scarlette naar zich toe trekt en zijn lippen op de hare drukt.
Scarlette’s ogen worden groot wanneer ze beseft wat er gaande is, maar ziet geen kans zich los te trekken.
Even voelen Dagon’s lippen nog hard en fel, tot ze zich aan zijn kus overgeeft en weet dat het geen zin heeft om nog te protesteren. Het zal hun laatste kus zijn en ze probeert hierin al haar liefde voor hem over te brengen. Hij moet begrijpen dat ze het zo niet wilde.
Ze voelt zijn hand op haar wang en sluit haar ogen. Ze geniet nog even voor het te laat is.
Wanneer Dagon’s hand weer van haar gezicht glijdt, valt er ook een traan op haar lakens.
Ze kijkt om naar Mephisto en weet dat de vloek is opgeheven.
Ze weet dat ze weer de controle over haar daden heeft en dat niet alles weer zal worden teruggekeerd.
Mephisto loopt naar haar toe en slaat één arm stevig om haar heen. Met de andere grijpt hij in haar boezem en zijn vingers sluiten zich om de dolk die ze daar verborgen had.
Scarlette weet dat ze hem niet tegen kan houden.
Mephisto verlaat de kamer en ze hoort niets meer, tot ze de volgende ochtend uit het raam kijkt en een plas bloed op het gras ziet liggen.
Ze weet dat ze haar leven weer terug heeft, maar haar hart is met Dagon meegegaan.
Er zijn nog geen reacties.