Foto bij Hoofdstuk 1

Op deze muziek ben ik beginnen schrijven, nog voor ik het kleinste idee had van wat dit ging worden.

Hoofdstuk 1
Was dit het dan? Ik voelde me alleen, verlaten. Maar op een andere manier als ik me normaal alleen gevoeld zou hebben. Echt alleen. Ik had niemand meer. Iedereen was weg. Voor altijd? Ik wist het niet, ik wist helemaal niets. Alles was wazig, niet om me heen, ik kon de afdrukken die mijn voeten achterlieten in de sneeuw scherper zien als ik ze ooit gezien zou hebben, maar ik mijn hoofd.
Er was iets. Ach ik wist het niet. Ik kon er niet aan doen. Kon ik er aan doen?
Samen met mijn zucht, kwam er een klein, wit wolkje uit mijn mond. Het was koud, de kleinere dieren trokken zich terug in hun warme huisjes, wachtend op beter weer. Wachtend op de zon. Ik dacht niet dat ze enig idee hadden van wat dat eigenlijk betekende. Wachten op de zon. Ik wist het weer. Ik had het altijd al geweten.
De winter. De zon ging nooit meer helemaal opkomen. Zelfs niet tot ze net boven de horizon kwam, er was altijd een deel weg. Vanaf nu was er alleen nacht, gevolgd door het prachtige morgenrood, dat dan weer zachtjes weg ging. Het leek op een zonsondergang, want de zon ging ook echt onder, maar ze bleef in het oosten.
Onze geliefde Aarde was stil gevallen. Ze draaide niet meer rond haar as. Niet meer sinds die dag. Niet meer sinds de engelen het verraad gepleegd hadden.
De zon kon niet meer opkomen en weer ondergaan. Seizoenen veranderden niet meer. Alles stond stil.
‘En aan de andere kant van de wereld? Daar is het dan toch altijd zon en zomer?’ Haar vragen dwaalden rond in mijn hoofd. Ik wist niet wie ze was. We konden het nooit weten, ze hebben het geprobeerd, maar niemand kan hier weg. Alsof we in cirkeltjes lopen, maar toch nooit hetzelfde tegenkomen. We konden geen kaarten volgen, het noorden klopte niet meer. Samen met een hele hoop andere dingen was dat verdwenen.
De struiken ritselden en toen ik omkeek om te kijken wat het was, stopte het geritsel direct. Ik ging voorzichtig op een omgevallen boom zitten, de sneeuw was er al afgeschoven en dit was een van de weinige onbedekte stukken in het bos. De bomen waren hier dikker, de naalden hielden de naar beneden dwarrelde sneeuwvlokjes beter tegen als op de andere plaatsen. Het bos moest eeuwen oud zijn. Niet alleen het bos, haar inwoners waren de jongen van weer een nieuwe generatie dieren die hier woonden. Alles was hier al veel langer langzaam aan het vertragen. Het was geen wonder dat het leven hier eindelijk tot stilstand was gekomen.
Het meisje, ze had blond haar. Ik herinnerde me weer hoe ze haar lange blonde lokken haastig opgestoken had in een slordige dot bovenop haar achterhoofd. ‘Kom, we zijn weg! We kunnen hier niet blijven. Kom mee, Juno, kom mee!’
Juno, al die tijd hadden ze me met mijn officiële voornaam aangesproken. Ik weet niet juist waarom, maar dat was een van de eerste keren dat iemand die naam ook echt gebruikte. Ik vond het niet erg. Ik was genoemd naar mijn meerdere, een maangodin en tevens Jupiters vrouw.
Wanneer ik met Juno aangesproken werd, voelde het niet echt, veel formeler. Juno was de jonge vrouw die ervoor moest zorgen dat alles goed ging komen. Juno zijn was een zware taak die ik liever niet op me nam. Ik bleef veel liever het ronddwalende meisje dat ik nu was. Roslin. Zoals iedereen me kende. Zoals iedereen me noemde.

Achter me ritselde de struiken weer en toen ik deze keer omkeek, wandelde er een grote, grijze wolf over mijn voetstappen. Hij gromde even en spande toen zijn spieren op om in een snelle sprint tot bij mij te komen. Ik sprong in paniek recht en klom over de schuine boomstam omhoog, hij hapte naar mijn voet, maar miste net toen ik hem nog op tijd weg kon trekken. Ik had geen tijd om veel na te denken, dus zette ik mijn voeten op de korte, uitstekende takjes van de naaldboom en zocht mijn weg naar boven. Terwijl de wolf gefrustreerd aan de grond rond de boom cirkelde, ging ik op een dikke tak zitten en realiseerde ik me hoe snel ik net had kunnen reageren. Adrenaline? Misschien, maar ik had al vaker in gevaarlijke situaties gezeten en toen was ik toch niet zo snel. Ik had al gemerkt dat mijn zintuigen een heel stuk scherper waren geworden, maar dit was nieuw. De engelen waren toch gestraft? Waarom ik dan niet? Hoe zat het met mijn vleugels? Die had ik eigenlijk nog niet durven te gebruiken, bang van hoe ik me zou voelen wanneer ik zou merken dat ze er niet meer waren.
Ik wierp een blik op de wolf wiens voetstappen ondertussen een platgelopen pad met hier en daar wat zijweggetjes begonnen te vormen en besloot dat het nu of nooit was. Nadat ik onzeker mijn jas uit deed, voelde ik aan mijn schouderbladen en begon ik mijn vleugels uit te vouwen. Ik voelde hoe de zachte veertjes tegen mijn hand duwden en mijn hart maakte een sprongetje van opluchting. Ze waren er! De fragiele stof van mijn topje scheurde snel open en al vlug kon ik ze zien. Twee grote, lichtgrijze vleugels waarvan de punten net niet tot aan mijn enkels kwamen, ergens aan de onderste helft van mijn kuiten rondden ze een beetje af. Het lichtgrijs had hier en daar wat subtiele gouden accenten. Gouden accenten die een hele hoop negatieve reacties hadden opgeroepen bij de Troon.
Ik had teleurgesteld.

Reageer (2)

  • minerva66

    wuaaw ik ga echt mee in je verhaal
    en het verbaast me dat ik het eerste hoofdstukje heb afgerond
    hup naar de volgende
    super leuk love your story
    loves:)

    1 decennium geleden
  • Aves

    Echt goed geschreven! :)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen