Foto bij 12|

Eva

‘Eva. Kom op, zo erg is het niet. Ik bedoel het gebeurt ons allemaal.’ Mijn zus was naast me komen zitten. Ik was weer op mijn rug gaan liggen en had mijn ogen stevig dicht geknepen. Ik wil die blik op Joy haar gezicht nu echt niet zien. Ugh. Dat zij nou zo blij is met haar krachten, geweldig, maar hou het lekker voor je. ‘Ik wil graag alleen zijn, mag dat?’ Vraag ik haar met een boze ondertoon. Ik hoor haar opstaan en weglopen, die ondertoon heeft ze dus begrepen. Ok, stel nou dat ik echt die krachten krijg, wat moet ik er dan mee doen? Joy had me de eerste dag op ons “avontuur” een boog leren maken en zo af en toe moet ik van haar mee schieten. Ik moet toegeven dat ik het bijzonder snel onder de knie heb gekregen. Verder ging het zoeken van eten steeds beter en sporen volgen was een makkie geworden. Toch zit het me niet lekker. Waarom ben ik niet zoals die andere meiden in het weeshuis. En waarom zijn we daar niet gebleven? Ik snap dat ik er nog langer dan Joy had moeten blijven maar zo erg vond ik het niet. De meiden daar waren ook mijn familie. Anders dan Joy zocht ik wel toenadering naar hun. Sterker nog, zij waren er vaker voor me dan Joy was. Ik zucht. Daar lig ik dan. Geen idee waar ik precies ben op weg naar mijn geboorte land waar ik me niets meer van herinner. Mijn ogen schikken open als ik weer een druppel op mijn voorhoofd voel. Niet al weer he? Al snel kom ik tot de conclusie dat de druppel een traan was. Een traan van Rapunzel. ‘Je moet niet verdrietig zijn Eva.’ Zegt ze zachtjes. Ik ga weer zitten en sla mijn armen om me heen. ‘Rapunzel. Je hoeft niet te huilen omdat ik me niet zo vrolijk voel vandaag.’ Ik wrijf met mijn hand over haar rug. ‘Maar in de boeken gebeurt dat ook altijd.’ Ik trek mijn wenkbrauw op. ‘Echt?’ Ze knikt hevig. ‘Ik wou dat ik nu een boek had.’ Zucht ze. ‘Als we in Narnia komen hebben ze vast wel een boek voor je.’ Ik geef haar een knipoog. Ze trekt haar neus op. ‘Wat is er met je oog?’ Ik knipoog weer. ‘Eva?’ Weer geef ik een knipoog. Ze begint te lachen. ‘Zit je met me te dollen?’ Nu lach ik hard. Te dollen, serieus? Wat voor taal is dat? Ik schud mijn hoofd en neem de omgeving in me op. Mijn zus nergens te bekennen en Tink die met een vis aan het communiceren is. Vreemd. Ik hoor mijn maag rommelen, het was zeker al een tijdje dat ik iets normaals gegeten had. Precies op het juiste moment komt mijn zus, zeik nat, met drie vissen in haar hand aangelopen. Ik kan het niet laten om te grinniken. Zelfs haar haar is helemaal nat en af en toe zie ik wat groens erin zitten. Tink vliegt op en stopt vlak voor mijn zus haar gezicht. Ze zwaait druk met haar armen om zich heen en stampt met haar voeten in de lucht. Boos dus. ‘Tinker Bell, we moeten een goede maaltijd binnen krijgen. Het spijt me.’ Verontschuldigd mijn zus zich. Tink was nogal gesteld op haar dierenvriendjes. Maar Joy had gelijk, we moeten een goede maaltijd binnen krijgen. Ik zie dat mijn zus al weer droog is, weer een trucje. ‘Zal ik hout gaan zoeken?’ Stel ik voor. ‘Heb ik al gedaan.’ Antwoord mijn zus, ze kijkt me niet aan. Goh, dàt had ik nou niet verwacht van dr, ohja toch wel. Met een knip in haar vingers heeft ze het vuur aan. Haar krachten werden met de dag ook sterker. In het weeshuis kon ze bijna niets. Mijn blik glijd over het wateroppervlak. Een bad kan ik eigenlijk wel gebruiken. Na het eten dan maar. De heerlijke geur van vis haalt me uit mijn gestaar. Ik draai me om en ik kijk recht in een gebakken vis op een stok. Het water loopt me in de mond als ik de stok over pak van Joy. ‘Hoe moet je dit eten?’ Vraagt Rapunzel zachtjes aan mij. ‘Je weet niet hoe je vis eet?’ Vraagt Joy verbaast. Ohja, we horen nou eenmaal veel, fluisteren heeft geen zin. Rapunzel schudt haar hoofd. Mijn zus gaat naast haar zitten en vertelt haar wat wel en niet op te eten. Ze is bijzonder aardig tegen haar. Misschien is ze er eindelijk achter dat je Rapunzel wat voorzichtiger moet benaderen. Als ik mijn vis op heb zie ik dat Joy en Rapunzel stap voor stap de vis op eten. Dat kan nog wel even door gaan. ‘Ik ga even badderen een stuk verderop.’ Roep ik over mijn schouder heen terwijl ik naar de waterkant loop. Ik vind een klein stukje strand waar hoge struiken om heen staan. Niemand die me zou kunnen zien, tenzij ze aan de overkant zijn. Ik besluit het erop te wagen. Ik trek mijn pakje uit. Ik twijfel of ik mijn ondergoed ook uit zal doen. Ik besluit het aan te houden, je weet het nooit. Ik kijk nog een laatste keer om me heen tot dat ik het water in loop. Het koele water voelt heerlijk. Ik ga op mijn rug liggen en dobber op het water. Heerlijk.

Reageer (1)

  • Luckey

    XD
    snel verder please

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen